Gavarni, eigenlijk Sulpice Paul Chevalier, een beroemd Fransch teekenaar, geboren te Parijs in 1808, ontleende, naar men meent, zijn naam aan een dorp in de Pyreneeën, waar hij een zijner eerste teekeningen vervaardigde. Om in zijn onderhoud te voorzien, zag hij zich genoodzaakt, zich op de werktuigkunde toe te leggen, doch nadat hij des avonds zijne taak volbragt had, bezocht hij de teekenschool. Eerst toen hij 34 jaar oud was, vond hij gelegenheid om modeplaten te teekenen, die hem weldra een goeden naam bezorgden. Hierdoor verschafte hij zich de hulpmiddelen, om de werktuigenfabriek te verlaten en zich met de redactie van het modejournaal „Les gens du monde” te belasten.
Voorts vervaardigde hij eene reeks van steendrukplaten, die hij later in den „Charivari” voortzette. Zijne eerste schetsen waren hoofdzakelijk ontleend aan de vermaken en verstrooijingen der Parijzenaars en droegen de titels: „Les lorettes”, — „Les actrices”, — „Les coulisses”, — „Les fashionables”, — „Les artistes”, — „Les étudiants de Paris”, — „Les débardeurs”, — „Les bals masqués”, — „Le carnaval”, enz. Later bewoog hij zich in een beter gezelschap, en leverde: „Les enfants terribles”, — „Les parents terribles”, — „Les fourberies des femmes”, — „La politique des femmes”, — „Les maris vengés”,— „Les nuances du sentiment”, — „Les rêves”, — „Les petits jeux de soeiété”, — „Impressions de ménage”, enz. Al die reeksen vonden ongemeenen bijval. Gavarni was geen gewoon caricatuurteekenaar, maar bezat eene groote mate van oorspronkelijkheid. Gedurende eene reeks van jaren schilderde hij de fijnste trekken van het Fransche karakter met bevallige geestigheid en onbetwistbare waarheid. Men ontdekt deze vooral in zijne schetsen, getiteld: „Comme on dine a Paris”, — „Les partageuses”, — en nog meer in de „Propos de Thomas Viveloque” en in de „Lorettes vieillies”. Gavarni was een kunstenaar, die in beelden schreef en ons in zijne teekeningen, als de vrucht van diep nadenken, de geheele geschiedenis van het volksleven te Parijs deed kennen en hierdoor vaak meer goeds werkte dan een zedekundig betoog had tot stand kunnen brengen.. De indruk van zijne bladen wordt versterkt door het bondig en wèlgekozen onderschrift.
Eene verzameling van zijne kunstgewrochten vindt men in 15 folio-deelen op de bibliotheek te Parijs, en zij is nog geenszins volledig. De vaardigheid in het teekenen van dezen kunstenaar, zijne juiste opvatting, het leven en de beweging van zijne schetsen en hare ongemeene sierlijkheid — dat alles kan niet genoeg worden geroemd. Daarenboven was hij een uitstekend lithograaf. Daar hij geruimen tijd zijne teekeningen in dagbladen deed opnemen, moest hij veelal onmiddellijk op steen werken, om ter behoorlijker tijd gereed te wezen, en daardoor werd hij de schepper van eene vlugge, breede, losse wijze van op steen teekenen. Daarin ligt de oorzaak van het aanmerkelijk verschil tusschen zijne gesteendrukte bladen en de later daarnaar vervaardige houtsneden in zijne „Oeuvres choisies (met een tekst van Gautier en anderen, 1845, 4 dln)”, waaraan onder den titel „Perles et parures (1850)” nog 2 deelen zijn toegevoegd. In 1849 deed hij eene reis naar Engeland en bragt bij zijne terugkomst een aantal teekeningen mede, die de ellende der lagere volksklasse te Londen voorstellen. Na dien tijd heeft hij de beoefening der teekenkunst bijna geheel laten varen en zich ijverig bezig gehouden met de verbetering der luchtscheepvaart. Hij overleed op eene villa te Auteuil den 23sten November 1866.