Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Paul

betekenis & definitie

Paul. Onder dezen naam vermelden wij:

Paul I Petrowitsj, keizer van Rusland, geboren den lsten October 1754, toen zijn vader, vervolgens bekend als Peter III, nog grootvorst was. Hij onderscheidde zich in zijne jeugd door opregtheid van karakter, maar deze veranderde door de despotieke opvoeding, welke zijne moeder Catharina II na het vermoorden van haren echtgenoot hem deed geven, in ruwheid en achterhoudendheid, welke laatste versterkt werd door de herinnering aan het gewelddadig uiteinde van zijn vader. In 1773 deed zijne moeder hem in het huwelijk treden met prinses Wilhelmine Natalia Alexiewna van Hessen-Darmstadt en na haar overlijden (1776) met prinses Dorothea Auguste Sophie Maria Fedorwna van Würtemburg. Wel benoemde Catharina hem tot groot-admiraal des rijks, maar hij waagde het niet eens, de vloot te Kroonstad te bezoeken. In 1780 volbragt hij onder den naam van graaf van Norden met zijne gemalin eene reis door Europa, en na zijn terugkeer leefde hij wederom in gedwongen ledigheid te Gatjina bij Petersburg, onophoudelijk bespied door den argwaan der Keizerin. Terwijl zij het voornemen koesterde, om haren zoon ter gunste van haren kleinzoon Alexander van de troonopvolging vervallen te verklaren, kwam Catharina op den 17den November 1796 te overlijden. Paul gaf in de eerste dagen van zijn bestuur doorslaande blijken van welwillendheid en regtvaardigheid. Hij verbeterde het leger en de vloot, betoonde zich toegankelijk voor zijne onderdanen en deed den grootvorst Alexander deel nemen aan het regéringsbeleid.

Weldra echter openbaarden zich de gevolgen der verdrukking, waaronder hij zich 40 jaar had moeten buigen. Naauwelijks was hij te Moskou gekroond, toen hij door vernieuwing van eene oude wet de vrouwelijke Iijn voor altijd onbevoegd verklaarde voor de troonopvolging. Hij sloot vrede met de Perzen en wilde ook geen oorlog voeren met de Franschen, hoewel hij tegen deze en tegen hunne beginselen een geweldigen afkeer koesterde. Vrees voor deze laatsten en een verregaand wantrouwen bragten hem tot het organiséren van eene afschuwelijke geheime policie, tot het geven van scherpe verordeningen op de censuur, tot het verbieden van den invoer van vreemde boeken, tot het weren van vreemdelingen en tot eene kleingeestige, wreede tucht in het leger. zijne prikkelbaarheid en willekeur kenden geene grenzen: het geringste woord van afkeuring van regéringsdaden werd met ballingschap gestraft. Ook met betrekking tot de buitenlandsche staatkunde volgde hij enkel zijne luimen. De Maltézer ridders, uit Frankrijk verdreven, werden in Rusland met opene armen ontvangen; zelfs deed Paul zich tot hun grootmeester kiezen, zonder op het verzet van den Paus en van andere Mogendheden acht te slaan. Op aandringen van de Oostenrijksche en Engelsche diplomaten, die zoowel zijne roemzucht als zijne vrees voor de Jacobijnen wisten te prikkelen, besloot hij na den Vrede van Campo Formio (1798) deel te nemen aan den oorlog tegen Frankrijk. Weldra echter koesterde hij achterdocht tegen den Keizer van Oostenrijk en vooral tegen Pitt, en daar Bonaparte zijne trotschheid wist te vleijen, rukte hij zich los van het gesloten verbond.

Lodewijk XVIII en alle emigranten, die in Rusland eene wijkplaats gevonden hadden, moesten dat rijk verlaten. Aan Spanje, den bondgenoot van Frankrijk, verklaarde hij echter den oorlog, omdat men aldaar weigerde, hem te erkennen als grootmeester van de Orde der Johannieters. Intusschen had deze oorlog geene andere gevolgen dan het wegnemen van eenige koopvaardijschepen. De ontevredenheid van Paul over Engeland vermeerderde inmiddels gestadig en bereikte in 1800 haar toppunt, toen de Engelschen hem, als grootmeester der Maltézerorde, het eiland Malta niet wilden afstaan. Hij legde embargo op de Engelsche schepen, die zich in de havens van Rusland bevonden, sloot in December met Zweden, in Januarij 1801 met Denemarken en vervolgens met Pruissen een neutraliteitsverdrag met betrekking tot Engeland en daagde alle Koningen uit, die niet met hem tegen Engeland wilden zamenspannen, tot een tweegevecht. Al deze dwaasheden, — voorts zijne dwingelandij en zijn plan om prins Eugenius van Würtemberg als zoon en opvolger aan te nemen en zijne zonen Alexander en Constantijn in de gevangenis te werpen, deden eindelijk de zamenzwering ontstaan, die hem het leven kostte.

Tot de 30 zaâmgezworenen behoorden graaf Pahlen, vorst Plato Soebow (de laatste gunsteling van Catharina II), de graven Nicolaas en Valerianus Soebow, generaal Bennigsen, generaal Oewarow en de luitenant-kolonel Tatisjew. Den 23sten Mei 1801 plaatste generaal Pahlen de troepen voor het paleis Michaïlow. De overige zaâmgezworenen, met de Soebow’s aan het hoofd, drongen des nachts te 11 uur door in het slaapvertrek van Paul. De Keizer, half gekleed op het bed liggend, sprong hun te gemoet met de vraag: „Wat zij wilden?” Nu legden zij hem eene acte voor van afstand ter gunste van zijn oudsten zoon. Toen hij hierop ten antwoord gaf: „Ik ben Keizer en wil het blijven”, ontving hij van Nicolaas Soebow een slag, zoodat hij ter aarde stortte, waarna de zaâmgezworenen hem, na een wanhopigen tegenstand, met zijn eigen sjerp verworgden. Graaf Pahlen opende daarop het raam, verkondigde aan de troepen den dood des Keizers en deed hun trouw zweren aan Alexander I. Zijne gemalin had hem 10 kinderen geschonken, van welke 8 den vader overleefden.

Friedrich Paul Wilhelm, hertog van Würtemberg, geboren te Karlsruhe in Silézië den 25sten Junij 1797. Hij was een zoon van Eugenius, hertog van Würtemberg, en van prinses Louize van Stolberg-Geldern en een neef van Friedrich I, koning van Würtemberg. hij ontving aan het Hof van zijn oom te Stuttgart eene militaire opleiding en legde zich vooral toe op de wis- en natuurkunde. In 1806 werd hij kapitein der garde en in 1815 ging hij met dien rang over in Pruissische dienst. In 1822 volbragt hij eene reis naar Noord-Amerika, waar hij vooral het stroomgebied van de Mississippi en van de Missouri bezocht, en nam na zijn terugkeer zijn ontslag uit de dienst en toefde bij afwisseling in Wurtemberg en in Silézië. Na zijn huwelijk met prinses Sophie van Thurn en Taxis (1827) vestigde hij zich op het kasteel Mergentheim, doch begaf zich in 1829 wederom op reis naar Amerika, waar hij Mexico en de zuidelijke gedeelten der Vereenigde Staten bezocht. In 1839—1840 nam hij deel aan eene expeditie, door Mehemed-Ali, onderkoning van Egypte, georganiseerd, om den bovenloop van de Nijl na te sporen. In 1849—1856 bezocht hij op nieuw Amerika en reisde ditmaal in de westelijke Staten der Unie, — voorts in ZuidAmerika, Canada, het Oregongebied en Florida. Reeds tegen het einde van 1857 was hij wederom in de Nieuwe Wereld, doorreisde de landen langs den benedenloop van de Mississippi , ging vervolgens naar Australië en keerde over Ceylon en Egypte naar Duitschland terug. hij overleed te Mergentheim den 23sten November 1860.