Gardie (Magnus Gabriël, graaf de la), een verdienstelijk Zweedsch staatsman, geboren te Reval den 15den October 1622 uit een aanzienlijk, uit Languedoc afkomstig geslacht, studeerde te Upsala, vormde zich voorts op eene reis naar Frankrijk, en behaagde bij zijn terugkeer zoo goed aan Koningin Christina, dat zij hem tot ambassadeur te Parijs benoemde. Hoewel hij grooten invloed op haar had, beijverde hij zich vruchteloos om haar tot andere gedachten te brengen, toen zij het besluit had genomen, om de kroon neder te leggen. Onder Koning Karel X zag hij zich belast met het opperbevel over het leger en streed voorspoedig tegen Rusland. Na het overlijden des Konings maakte hij, gedurende de minderjarigheid van Karel XI, deel uit van het regentschap.
Ofschoon hij met dezen door zijne gemalin, princes Euphrosyne van Pfalz-Zweibrücken, naauw verbonden was, verloor hij bij de opheffing der adellijke goederen al zijne bezittingen, zoodat hij den 26sten October 1686 in armoede overleed. Upsala is aan hem den „Codex argenteus” van Ulfilas verschuldigd. Tegenwoordig bezit de familie de la Gardie het landgoed Löberöd in Schonen, waar zich eene uitgebreide verzameling van handschriften bevindt, waaruit Wieselgren zijn werk „De la Gardieska Archivet (1831—1844, 20 dln)” uitgegeven heeft.
