Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gardiner

betekenis & definitie

Gardiner (Stephen), bisschop van Winchester en kanselier van Engeland, geboren in 1403 te St. Edmundsbury in het graafschap Suffolk, was een onechte zoon van Lionel Woodville, bisschop van Salisbury, en ontving eene geleerde opleiding te Cambridge, waar hij zich niet alleen aan de godgeleerdheid, maar ook aan de staatswetenschappen wijdde. Door zijne gedweeheid en ijver verwierf hij eene betrekking als secretaris bij cardinaal Wolsey en daarenboven de gunst van dezen man, die hem aanbeval bij den Koning. Toen Hendrik VIII onderhandelingen opende, welke dienen moesten om zijne scheiding van Catharina van Aragon tot stand te brengen, werd Gardiner in 1528 naar Rome gezonden, en, hoewel zijne zending geen doel trof, in 1529 tot staatsraad benoemd.

Daar hij zich ter gelegenheid van het scheidingsprocès en bij de herstelling van het oppergezag des Konings in kerkelijke zaken zeer volgzaam betoond had, verhief de Koning hem in 1544 tot bisschop van Winchester. Vooral had hij zich van 's Konings toegenegenheid verzekerd door zijn geschrift, in 1535 tegen den Paus gerigt, „De vera obedientia”. Niettemin was Gardiner in ’t geheim een hevige tegenstander der Kerkhervorming. Hij werkte met al zijne magt de bedoelingen tegen van Crammer (zie aldaar), verleende zijne medewerking aan den val van den staatssecretaris Oromwell en bemoeijelijkte de vereeniging der Engelsche met de Duitsche Protestanten. intusschen maakte zijne verbindtenis met de onwettig verklaarde prinses Maria den argwaan des Konings gaande. Toen Gardiner daarenboven de gemalin van Hendrik VIII, Catharina Parr, van ketterij beschuldigde, maar deze zich in de oogen van den dwingeland van dien blaam wist te zuiveren, viel hij geheel en al in ongenade en werd uit den, staatsraad verwijderd. Onder de regéring van Eduard VI liet de Protestantsche partij hem jaren aaneen in de gevangenis smachten, en toen hij, na het herkrijgen der vrijheid, zijn tegenstand tegen de Hervorming geenszins liet varen, werd hij 1551 afgezet en wederom in den kerker geworpen.

Toen Maria eindelijk den troon beklom, herkreeg hij zoowel de vrijheid als den bisschopszetel, en vervolgens kwam hij als groot-kanselier aan het hoofd der regéring. Nu gaf hij aan de Koningin den raad, om de R. Katholieke godsdienst allengs wederom in te voeren en verordende, door talrijke spionnen voorgelicht, eene bloedige vervolging tegen de Protestanten. Hoewel hij zelf niet zeer naauwgezet was in het houden van de gelofte der kuischheid, bejegende hij vooral de gehuwde geestelijken en hunne huisgezinnen met verregaande wreedheid. Nadat door zijn toedoen de bisschoppen Ridley en Latimer den brandstapel hadden beklommen, overleed hij den 12den November 1555. Hij heeft zich jegens Engeland verdienstelijk gemaakt door dien hij in het huwelijkscontract der Koningin met den Spaanschen prins Philippus — later Philippus II — de zelfstandigheid van zijn vaderland wist te handhaven. Behalve bovenvermeld werk schreef hij nog: „Necessary doctrine of a Christian man (1543)”.

< >