Freidank, in het Middel-Hoogduitsch Vridanc (Vrijdenker) is de vervaardiger van een leerdicht, hetwelk den titel draagt van „Bescheidenheit”, welke de beteekenis heeft van „schrandere beoordeeling”. De onderstelling van W. Grimm, dat hij dezelfde zou wezen als Walther von der Vogelweide, is door Franz Pfeiffer grondig wederlegd. Freidank, waarschijnlijk uit Zwaben afkomstig, was een zwervend poëet, die op zijne togten te Treviso kwam, alwaar hij omstreeks het jaar 1230 overleed. Zijn voornaam was Bernhard.
Zijn gedicht vormt geen afgesloten geheel, maar bevat eene verzameling van spreuken, uit den mond des volks bijeengebragt of aan de geschriften van andere dichters ontleend, zoodat het van groot belang is voor de kennis van den zedelijken en godsdienstigen toestand in die dagen. Het geeft tevens getuigenis van de schranderheid, geestigheid en opmerkzaamheid van den vervaardiger. Eene uitmuntende uitgave van dat gedicht is bezorgd door W. Grimm, en van de omwerking van S. Brant (zie aldaar) zijn van 1508 tot 1583 zeven uitgaven in het licht verschenen.