Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Freiburg

betekenis & definitie

Freiburg. Onder dezen naam vermelden wij:

Freiburg, het negende Zwitsersche canton. Het bevat op 30,3 geogr. mijl bijna 101000 inwoners (1870), van welke ruim 94000 de R. Katholieke godsdienst belijden. Ongeveer 26000 in 46 gemeenten bedienen zich van de Duitsche, — de overigen in 239 gemeenten van de Fransche taal. Het zuidelijk gedeelte van dit canton — eene voortzetting van het Berner Oberland — is bergachtig, hoewel de hoogste toppen er zich niet boven de sneeuwlijn verheffen. immer de Moléson is 2000 Ned. el hoog, en de Berra slechts 1700 Ned. el. in het noorden behoort een groot gedeelte van het Murten-meer aan Freiburg, en de Saane is er de voornaamste rivier. De inwoners houden er zich bezig met veeteelt en kaasmakerij, — voorts met land- en wijnbouw. Het canton is verdeeld in 7 districten. Zijne oorspronkelijke bevolking behoorde voorzeker tot de Celtische Helvetiërs. De Romeinen bezochten uit het naburige Aventicum alleen het noordelijk gedeelte.

Tijdens de groote volksverhuizingen vestigden er zich Alemannen en Bourgondiërs, en in 1032 verviel dit land aan het Duitsche rijk, waarna het door de hertogen van Zahringen geregeerd werd. Hertog Berchtold IV stichtte in 1197 de stad Freiburg, en verleende haar vele voorregten, benevens een grondgebied van 3 uur gaans in den omtrek. Zij ontwikkelde zich voorspoedig en werd de kern van een canton, dat zich in 1481 bij het Zwitsersche eedgenootschap voegde. De aanvankelijke volksregéring ontaardde er echter in eene familieregéring. Deze vergunde reeds in 1581 aldaar een verblijf aan de Jezuïeten, en in 1818 desgelijks aan Liguorianen. Nadat de Franschen den 2ien Maart 1798 het land hadden bezet, werd het toegevoegd aan de Helvetische Republiek. Na de restauratie hernam er de aristocratie hare voormalige heerschappij, totdat een opstand des volks in 1830 het beginsel doordreef van gelijkheid voor de Wet. Voorts waarborgde de constitutie de persoonlijke vrijheid, de vrijheid van drukpers enz., doch behelsde ook de bepaling, dat de R. Katholieke godsdienst de eenige openbare godsdienst in het canton zou zijn, uitgezonderd in het district Murten, alsmede dat de constitutie telkens na twaalf jaar zou worden herzien.

Tegenover de toenemende vrijzinnige oppositie handhaafde echter steeds de aristocratische partij het overwigt, en maakte hiervan gebruik ter zake van de kloosters in Aargau en van de Jezuïetenvraag. in 1847 voegde Freiburg zich bij het Sonderbond. Eene krachtige poging der liberalen, om de regéring omver te werpen en het canton te dwingen zich daaraan te onttrekken, mislukte in Januarij 1846. Eerst nadat Freiburg den 17den November 1847 door Eedgenootschappelijke troepen bezet was, bezweek de Ultramontaansche partij, en reeds den volgenden dag werd een voorloopig bewind gekozen, benevens eene Constituérende en Wetgevende Vergadering, die de vrijzinnige grondwet van 1848 tot stand bragt. Toch werd ook deze niet onderworpen aan de goedkeuring des volks, terwijl eene herziening eerst na verloop van 3 jaar mogelijk zou wezen. Ook was vastgesteld, dat de burgers, die den eed op de nieuwe grondwet niet wilden afleggen, hunne kiesbevoegdheid zouden verliezen. Hierdoor ontstond ontevredenheid, welke door de onderliggende Jezuïetisch-Aristocratische partij werd aangevuurd. Bij herhaling kwam er opstand (1848, 1850 en 1851), doch de laatste eindigde met de nederlaag der opstandelingen, wier aanvoerders, zooals Carrard en vroeger reeds de bisschop Marilley, uit Zwitserland werden gebannen. intusschen bleef er steeds verzet tegen de regéring. Nadat een verzoekschrift van 14000 burgers om verandering der grondwet van de hand gewezen was, poogde de oppositie, schoon wederom te vergeefs, in Mei 1852 in eene drukbezochte volksvergadering te Posieux haar doel te bereiken.

De Groote Raad gaf nu toe, dat degenen, die den eed weigerden, in het bezit zouden blijven van hun kiesregt, terwijl de Bondsvergadering aan Freiburg de achterstallige Sonderbondsschuld kwijtschold. Den 21sten April 1853 ontstond er wederom een oproer onder de leiding van den overste Perrier, doch dit slaagde niet, waarna de Ultramontaansche partij hare plannen verschoof tot aan het einde van den 9-jarigen termijn. Tijdelijk vereenigden zich de partijen, om den aanleg van den Oronspoorweg tot stand te brengen, die de stad met Bern en Lausanne verbindt. Hiertoe was eene leening noodig van 16 millioen francs, terwijl de Staat genoodzaakt was, om later — met vermeerdering dier schuld — zelf den spoorweg over te nemen. Reeds in December 1856 had de Ultramontaansche partij bij het verkiezen van den Grooten Raad de overwinning behaald.

Deze besloot den 13den Januarij 1857 tot eene herziening der grondwet, welke, in reactionairen zin gewijzigd, in Mei met eene groote meerderheid aangenomen werd. Nu volgde eene algemeene amnestie voor hen, die deel genomen hadden aan eenigen vroegeren opstand. De bisschop Marilley had reeds lang verlof ontvangen, om terug te keeren. Ook werden opgehevene kloosters weder geopend, de Jezuïeten hersteld in het bezit van hun verbeurd verklaard eigendom, en de scholen aan het gezag der geestelijkheid onderworpen. in Junij 1865 werd er met grooten luister het feest der heiligverklaring van pater Canisius gevierd, die er tegen het einde der 16den eeuw een collegie der Jezuïeten stichtte.

De hoofdstad Freiburg is schilderachtig gelegen aan de Saane, waarover, ter hoogte van 50 Ned. el, eene draadbrug is gespannen ter lengte van 500 Ned. el. in de St. Nicolaas-Kerk vindt men er een beroemd orgel van Moser met 7800 pijpen en 64 registers, en de toren is omstreeks 85 Ned. el hoog. Men heeft er voorts 6 kloosters, eene academie, een seminarium, eene cantonnale school, en het Jezuïeten-collegie, dat op eene aanmerkelijke hoogte gelegen is.

Freiburg in de Breisgau. Deze, de hoofdstad van de voormalige Breisgau, is sedert 1864 die van het district Freiburg in het groothertogdom Baden. Zij ligt 5 uur gaans van den Rijn aan de Dreisam en aan den voet van den Slotberg, die zich ter hoogte van 400 Ned. el verheft. Voorts is zij de zetel van eene universiteit en sedert 1827 die van een aartsbisdom, waartoe de bisdommen Freiburg, Rottenburg, Mainz, Fulda en Limburg behooren. Een hoogst merkwaardig gebouw is de aartsbisschoppelijke hoofdkerk — het eenige geheel voltooide meesterstuk van spitsboogstijl in Duitschland — met een prachtigen toren ter hoogte van 115 Ned. el. Zij werd gesticht van 1122 tot 1262, kreeg in 1354 een nieuw koor, en is met fraai beschilderde glazen versierd. in het gebouw vindt men altaren met heerlijk snijwerk, praalgraven en eenige merkwaardige schilderijen van Hans Baldung en Holbein. Tot de bezienswaardige gebouwen behooren er voorts het verkoophuis, het raadhuis, de universiteit, de boekerij, en het paleis van den Groot-Hertog. De universiteit werd er gesticht in 1457 door aartshertog Albrecht VI van Oostenrijk; zij is behoorlijk voorzien van rentegevende goederen en telt 27 gewone en 6 buitengewone hoogleeraren, benevens 10 privaat-docenten.

Het aantal studenten beloopt er tusschen de 3- en 400. in de bibliotheek bevinden er zich 120000 boekdeelen. Ook heeft men te Freiburg een lycéum met 400, eene hoogere burgerschool met 200 en eene nijverheidsschool met 300 leerlingen. Er bestaat een Natuurkundig en een Geschiedkundig genootschap. De stad telde in 1871 met hare voorsteden bijna 25000 inwoners, waarbij zich naauwelijks 3000 Protestanten bevonden. Handel, nijverheid en landbouw zijn er van veel belang, daar zij de hoofdstapelplaats is in het Schwarzwald. De nijverheid bepaalt er zich hoofdzakelijk tot de vervaardiging van cichorei, papier, zijde, leder, knoopen, meubels, mousserende wijnen en ijzeren voorwerpen.

De handel is er sedert het openen van den spoorweg aanmerkelijk toegenomen. Bij den Slotberg geniet men een fraai uitzigt. — Freiburg werd in 1092 door graaf Berthold III van Zähringen gebouwd, en in 1120 tot eene vrije stad verheven. Later viel zij ten deel aan de graven van Urach, doch verwierf in 1366 hare onafhankelijkheid voor 20000 mark zilver, welke door Basel werd opgeschoten. Wegens deze schuld moest de stad zich in 1368 onderwerpen aan het Huis van Habsburg. Als eene belangrijke vesting had zij van de oorlogen in de 17de eeuw veel te lijden. in 1714 en 1744 werd zij veroverd door de Franschen, die haar echter na den Vrede van Rastadt en dien van Aken — na het sloopen der vestingwerken — weder ontruimden. Den 24sten April 1848 werd zij door de Duitsche Bondstroepen, en den 7den Julij 1849 door de Pruissen bezet, nadat de opstandelingen haar hadden verlaten. — Het district Freiburg telde in 1871 bijna 434800 zielen.

Freiburg unter den Fürstenstein, eene stad en garnizoensplaats in het district Breslau der Pruissische provincie Silesië. Zij ligt 1'/2 geogr. mijl ten westen van Schweidnitz en 7,6 geogr. mijl ten zuidwesten van Breslau aan den spoorweg naar Waldenburg, aan de helling van een berg, en telt ongeveer 6000 inwoners, die hun bestaan vinden in de groote vlasspinnerij van Kramsta en Zonen, alsmede in machinenfabrieken, looijerijen, tabakskerverijen, stijfselfabrieken, linnenweverijen enz.

Freiburg an der Unstrut, eene stad in het arrondissement Querfurt van het Pruissische regeringsdistrict Merseburg. Zij ligt 1 geogr. mijl ten noordwesten van Naumburg en heeft ongeveer 3000 inwoners, die in den wijnbouw en in het weven van wollen en linnen stoffen hun bestaan vinden. Men heeft er eene fraaije kerk in spitsboogstijl en een antiek slot, Neuburg genaamd, dat, naar men meent, in 1060 door Lodewijk de Springer gebouwd is. Nabij de stad ligt de „Adelsacker”, een stuk gronds, dien de adellijke heeren, onder Lodewijk de Ijzeren voor de ploeg gespannen, moesten omploegen, tot straf voor de verdrukking, waarmede zij de boeren geteisterd hadden.