Freiberg, eene stad in het Saksische district Dresden, ligt aan de Münzbach, is de zetel van een aantal ambtenaren van het mijnwezen en telt ruim 20000 inwoners. Er is een fraaije dom, gesticht door Otto de Rijke tegen het einde der 12de eeuw, maar na den brand van 1485 vernieuwd. Een overblijfsel van het oude gebouw is de „Gouden poort”, een overblijfsel van Romaansche kunst. in den dom vindt men de keurvorstelijke grafkapèl, door hertog Hendrik de Vrome gesticht, waarin het stoffelijk overschot van hem en van 39 zijner opvolgers rust. Sierlijk is er het praalgraf van den keurvorst Maurits van den Antwerpschen kunstenaar Floris.
De prachtige kansel is het werk van een onbekenden meester, en het orgel behoort tot de beste der kunstgewrochten van Silbermann. Behalve een gymnasium en eene handelsschool, bestaat hier eene beroemde mijn-académie. Zij werd in 1765 gesticht en is sedert eene eeuw de belangrijkste leerschool van dien aard in geheel Europa. Zij bezit sedert 1791 een eigen gebouw, hetwelk na 1791 meermalen is vergroot, daar het behalve de college-kamers eene bibliotheek, eene inrigting voor levering van delfstoffen, geologische, mineralogische en natuurkundige verzamelingen, benevens het muséum van Wener bevat. Drie laboratoria voor scheikunde, delfstof-proeven enz. bevinden er zich in afzonderlijke gebouwen. De bewoners bezitten er een belangrijk middel van bestaan in den wijnbouw, — voorts in onderscheidene fabrieken. De stad is door een spoorweg verbonden met Dresden en Chemnitz. De mijnen leveren er veel zilver.
De groeve Himmelsfürst is reeds eeuwen beroemd, zoowel wegens haren rijkdom als wegens haren regelmatigen aanleg en wegens de voortreffelijkheid der werktuigen, die er gebruikt worden. in den laatsten tijd is echter hare mildheid zeer afgenomen, terwijl daarentegen de mijn Himmelfahrt nabij de stadspoort tot den hoogsten rang is geklommen. Nabij de stad vindt men onder anderen groote zilversmelterijen alsmede het Keurprinskanaal, hetwelk in 1788 tot aanvoer van erts gegraven werd. — De stad is haren oorsprong verschuldigd aan de ontdekking van zilver-aderen in de 12den eeuw, zoodat mijnwerkers uit den Harz derwaarts trokken. De bevolking begon weldra aanmerkelijk te vermeerderen, en om ze te beveiligen, bouwde markgraaf Otto de Rijke tusschen 1171 en 1175 er den burg Freudenstein en omringde in 1187 de stad met muren. Hare eerste voorregten dagteekenen van den tijd van Frederik de Gebetene (1294). in 1485 verviel zij voor goed aan de Albertijnsche lijn van het Saksische vorstenhuis, en Hendrik de Vrome vestigde er zijn zetel. De Dertigjarige Oorlog deed de bevolking van 32000 tot 10000 dalen en vernietigde er de welvaart. Tot gedachtenis der roemrijke verdediging van Freiberg tegen de Zweden in den winter van 1642—1643 verrees voor weinige jaren aldaar een gedenkteeken bij de Peterspoort. Het kasteel van Hendrik de Vrome is nu een magazijn, en de oude wallen, muren en grachten zijn in fraaije wandelplaatsen herschapen, waar in 1851 een gedenkteeken ter eere van den beroemden delfstofkundige Werner is opgerigt. Ook bestaat er eene oudheidkundige vereeniging, die in het bezit is van een muséum.