Fistel (Een) is een onnatuurlijke opening, gang of kanaal, waarlangs zich stoffen, welke zich in bene bepaalde ligchaamsholte bevinden, b. v. etter, drekstof, urine enz., geruimen tijd naar buiten of in eene andere holte ontlasten. Een fistel kan ontstaan doordien een aanwezig afvoerkanaal door verwonding eene tweede opening verkrijgt, waardoor zich eene vloeistof uitstort (weefselfistel), of ook doordien bij eene verstopping van het natuurlijk kanaal de hierdoor opgehoopte stof (drekstof) een nieuwen uitweg baant, of eindelijk doordien een ziekelijk product (etter) zich door eene buis ontlast. Een fistelkanaal, door de voortdurende stofontlasting open gehouden, wordt met een gevoelloos slijmvlies bekleed, zoodat een fistel in den regel geen pijn veroorzaakt. Zulk een kanaal kan verschillend van lengte, enkelvoudig of vertakt wezen en ook eindigen in een blinden zak.
Men noemt de fistels doorgaans naar de vloeistof, die er uit ontlast wordt (gal-, speeksel-, traanfistel), doch ook wel naar de ligchaamsdeelen, waar hij zich bevindt. Om een fistel te genezen, moet men de oorzaak — b. v. het ziekelijke been bij beenbederf — wegnemen. Natuurlijke openingen, die gesloten zijn, moeten weder geopend worden. Men kan het kanaal sluiten door het aan de binnenzijde over zijne geheele lengte te prikkelen en die prikkeling te onderhouden, totdat de wanden aan elkaar groeijen.