Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Fiéschi

betekenis & definitie

Fiéschi (Josefo Marco), berucht door zijn moordaanslag op Lodewijk Philips, koning van Frankrijk, werd geboren op Corsica den December 1790. Hij trad in 1808 in dienst, werd in 1813 bij de troepen van den Koning van Napels geplaatst, kreeg in 1814 zijn afscheid, keerde naar Corsica terug en voegde zich bij de soldaten, die Joachim Murat naar Calabrië vergezelden. Daar werd hij gevangen genomen en ter dood veroordeeld, maar ontving genade als Fransch onderdaan. Wederom begaf hij zich naar Corsica, maar werd er weldra wegens diefstal en vervalsching in geschrift tot eene 10-jarige gevangenisstraf veroordeeld.

Na dien tijd was hij van 1826—1830 werkzaam in lakenfabrieken. Vervolgens vertrok hij naar Parijs, waar hij met het opzigt over een molen belast werd. Daar leefde hij met eene vrouw, Laurence Petit, weduwe Lassave genaamd, die hij in de gevangenis had leeren kennen, was tevens in dienst als spion bij de geheime policie, en voorzag verder door allerlei hulpmiddelen in zijn onderhoud. Deze laatste bragten hem echter in aanraking met de policie, zoodat hij zijne betrekking als spion verloor. Voorts werd hij door zijne bijzit verlaten en ontving ook als molen-opzigter zijn ontslag. Eene dwaze begeerte om zijn naam te vereeuwigen bragt hem op het denkbeeld, om een aanslag op het leven van den Koning te wagen. Hij ontwierp het plan tot eene „machine infernale (helsch werktuig)” met 22 geweerloopen, en toonde zijne schets aan Pierre Morey, een vijand der regéring. Deze bragt hem in betrekking met den specerijhandelaar Théodore Florentin Pepin, een voormalig lid van de „Société des droits de l’homme”, en genoemde 3 personen maakten alles gereed, om het plan ten uitvoer te brengen.

Door Pepin met geld en door Morey met raad bijgestaan, vervaardigde Fiéschi het werktuig en plaatste het, terwijl Morey het hielp laden. Op den dag der uitvoering belastte zich een 4de medepligtige, de lampenmaker Victor Boireau, met de taak, om op het boulevard vóór de woning van Fiéschi heen en weêr te rijden, om aan de machine eene behoorlijke rigting te bezorgen. Den 28sten Julij 1835, den dag eener revue, werd de aanslag volvoerd, doch deze mislukte. De oorzaak van 's Konings redding was de aanwezigheid van den directeur der gobelins, Ladvocat. Deze had aan Fiéschi meermalen diensten bewezen, en laatstgenoemde zag zijn weldoener eenige oogenblikken voordat het werktuig moest losbarsten juist tegenover zijn venster aan het hoofd van eene afdeeling der Nationale Garde. Nu wilde Fiéschi aan zijn werktuig eene andere rigting geven of zijn opzet laten varen, toen Ladvocat juist eene zijwaartsche beweging commandeerde, die hem buiten het bereik bragt van het schot. Op dat oogenblik verscheen de Koning met de Prinsen, en Fiéschi brandde los zonder zijn werktuig weder in de eerste rigting te brengen. Na den geweldigen knal was de straat met dooden en gewonden bedekt.

De maarschalk Mortier, naast den Koning rijdende, stortte levenloos ter aarde. De Koning, schoon een schampschot langs het voorhoofd ontvangend, reed verder naar de revue, en de Prinsen bleven ongedeerd, hoewel hunne paarden gewond werden. Van de 21 personen, die zwaar gewond waren, bleven 11 op de plaats dood en 7 stierven later. Fiéschi, hoewel door het springen van eenige geweerloopen in het aangezigt gewond, zocht aan de achterzijde van het huis door het raam en langs een touw te ontkomen, maar werd door een schildwacht gegrepen. Weldra bevonden zich ook zijne medepligtigen in hechtenis. Fiéschi, Morey en Pepin werden ter dood veroordeeld en ondergingen hun vonnis op den 16den Februarij 1836, terwijl Boireau tot eene 20-jarige tuchthuisstraf werd verwezen.