Fink (Friedrich August von), generaal onder Frederik II van Pruissen, geboren te Strelitz in Mecklenburg, trad eerst in Oostenrijksche, daarna in Russische dienst en werd in 1743 majoor en vleugel-adjudant bij Frederik de Groote, waartoe zijne bedrevenheid op de fluit niet weinig bijdroeg.
Weldra klom hij op en werd in 1759 bevorderd tot luitenantgeneraal. In gemeld jaar werd hij belast met de verdediging van Saksen. Toen Dresden ten gevolge van ’s Konings nederlaag bij Kunnersdorf in handen van den vijand gevallen was, ontving Fink van den Koning, die oprukte om Dresden te heroveren, het bevel om den vijand bij Maxen niet ver van Pirna den terugtogt af te snijden. De generaal begaf zich naar het hoofdkwartier, om den Koning opmerkzaam te maken, op de zwakheid van zijn corps, doch te vergeefs. Het bevel werd herhaald, en Fink gehoorzaamde. Hij werd echter den 20sten November bij Maxen van alle kanten aangetast, en moest, na het verrigten van wonderen van dapperheid, zich met het overschot zijner troepen overgeven. Hij werd op zijn woord van eer ontslagen, doch na het eindigen van den oorlog tot 2jarige vestingstraf veroordeeld. Toen hij in 1764 de vrijheid herkreeg, trad hij als generaal in dienst bij den Koning van Denemarken, maar de ergernis over het onregtvaardig vonnis had hem zoo diep gekrenkt, dat hij den 24sten Februarij 1766 overleed.