Fichtelgebergte (Het), een der belangrijkste gebergten van Duitschland, is ongeveer in het midden des rijks en in het Beijersche district Oberfranken gelegen, en strekt zich wigvormig van het noorden uit over de Zuid-Duitsche hoogvlakte tusschen de Frankische Jura ten westen en het Bohemerwoud ten oosten, terwijl het eene oppervlakte van 10 of 16 en de aanliggende hoogvlakte eene van 42 □ geogr. mijlen bedekt. Het vormt voorts eene merkwaardige waterscheiding, daar het de bronnen draagt van de Main, de Saksische Saaie, de Eger en de Raab, die zich naar de de Rijn, de Elbe en de Donau spoeden. Toch vindt men er geen eigenlijken bergknoop, terwijl het alleen in het noordwesten door het Frankenwald met het Thüringerwald, maar niet ten zuidwesten met de Frankische Jura verbonden is, en in het zuidoosten met het Bohemerwoud en in het noordoosten met het Saksische Erzgebergte wel tot eenzelfde hoogland vereenigd, maar toch ook door diepe dalen er van gescheiden is. Het vertoont zich als eene hooge massa, meer als een berg dan als een gebergte, weshalve het ook veelal Fichtelberg genoemd wordt.
Toch kan men het splitsen in 3 deelen, namelijk eene centraalgroep en 2 hiermede verbondene bergketens. De eerste bestaat uit graniet, gneis en glimmerlei en is door overgangs- en watervormingen omgeven, terwijl zij in den Schneeberg en den Ochsenkopfhare aanzienlijkste hoogte — die van ongeveer 1000 Ned. el — bereikt. De andere 2 deelen zijn de Waldsteiner-bergketen, noordoostwaarts tot aan de Boheemsche grenzen voortloopend en gekroond met den Waldstein en den Homberg — beide ongeveer 850 Ned. el hoog, — en de Weiszensteiner-bergketen, die zich zuidoostwaarts uitstrekt, met den Weiszenstein (860 Ned. el hoog) en den dubbelgetopten Hossein (950 Ned. el hoog). Tusschen die beide bergketens vindt men eene golvende vlakte, en uit de hoogvlakten ten zuiden en zuidwesten van het Fichtelgebergte verheffen zich onderscheidene alleenstaande basaltkegels. De toppen van het Fichtelgebergte daarentegen hebben eene koepelvormige gedaante en zijn gedeeltelijk met sparren (Fichten) digt begroeid, maar ook gedeeltelijk geheel en al bebouwd.
Deze bergstreek heeft eene aanzienlijke bevolking. In de hoogst-gelegene streken is er de lucht koel en gezond, en men heeft er hier en daar wat haver, maar hout in overvloed, alsmede ijzer, vitriool, zwavel, koper, lood en vele soorten van marmer. Voorts bestaan er vele ijzermijnen, ijzersmelterijen en kolenbranderijen. Het is van vele groote wegen en ook van een spoorweg doorsneden. Er zijn niet veel reizigers, die het Fichtelgebergte bezoeken, omdat zij door zijn somber voorkomen worden afgeschrikt; de merkwaardigste punten zijn er Alexandersbad en de zandsteendoolhof van den Louiseburg.
Er verheft zich ook een Fichtelberg bij Wiesenthal in het Saksische Erzgebergte. Deze is het hoogste punt van het koningrijk Saksen en verrijst tot eene hoogte van ruim 1200 Ned. el.