Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Carlos

betekenis & definitie

Carlos. Onder dezen naam vermelden wij :

Don Carlos, infante en kroonprins van Spanje, een zoon van Philips II uit zijn eerste huwelijk met Maria van Portugal. Hjj was geboren te Valladolid den 3den Julij 1545, werd na het vroegtijdig afsterven zijner moeder door Johanna, eene zuster zijns vaders opgevoed, in 1560 door de standen des rijks als troonopvolger erkend en toen naar de universiteit te Alcala de Henares gezonden. Zijn opvliegend karakter werkte zoo ongunstig op zijn vader, dat deze in 1563 zijne neven, de aartshertogen Rudolf en Ernst van Oostenrijk naar Spanje ontbood, om hen tot zijne opvolgers te doen benoemen. Carlos wilde nu aanstonds zijn vaderland verlaten, maar zag op raad van Ruy Gomez da Silva van dit voornemen af. Hij vatte het weder op, toen de opstand in de Nederlanden uitbarstte.

Zijn oom don Jan van Oostenrijk deelde dat plan mede aan de Koning, die nu zijn zoon naauwlettend deed gadeslaan. Een hevig tooneel tusschen don Carlos en don Jan bespoedigde den loop der gebeurtenissen. In den nacht op den 18den Januarij 1568 begaf zich de Koning naar de vertrekken van don Carlos, maakte zich meester van de papieren zijns zoons en vond daarbij eene lijst van diens vijanden, waarop hij zelf de eerste plaats bekleedde. De weerspannige en gevaarlijke zoon werd in den kerker geworpen en het onderzoek der zaak opgedragen aan den staatsraad onder voorzitterschap van den kardinaal en groot-inquisiteur Espinosa.

Hoewel de Paus en vele vorsten — vooral keizer Maximiliaan II — ten gunste van don Carlos tusschen beiden zochten te komen, werd de leiding van het procés door Philips II opgedragen aan don Diégo Bribiésca de Mugnatones, lid van den Raad van Castilië. De prins werd schuldig verklaard aan pogingen om zijn vader te vermoorden en aan heerschzuchtige bedoelingen met betrekking tot Vlaanderen, terwijl het aan den Souverein werd overgelaten, om de gestrengheid der wet, die den dood vorderde, te verzachten.

Philippus verklaarde, dat zijn geweten hem niet veroorloofde eene uitzondering te maken ten opzigte van zijn onwaardigen zoon, maar was tevens van oordeel, dat men den prins, die reeds ziek was, zooveel spijs en drank moest bezorgen als hij begeerde om zijn dood te verhaasten. In de procèsstukken vindt men geene melding van dit zonderling besluit des Konings, maar het is zeker, dat hij geen doodvonnis met betrekking tot don Carlos onderteekend heeft, en de secretaris Pedro del Hoyo verklaart, dat het regtsgeding zoover gevorderd was, dat er een vonnis uitgesproken had kunnen worden, maar dat de prins te voren aan eene ziekte overleden is (24 Junij 1568).

Men verhaalt, dat de prins zijn vader nog vóór dat overlijden om vergiffenis verzocht en diens zegen ontvangen heeft. De sluijer der geheimzinnigheid, over deze tragische gebeurtenis uitgespreid, zal wel nimmer geheel worden opgeheven, hoewel Gachard („Don Carlos et Philippe II, 2 dln”) eenige jaren geleden haar eenigzins heeft toegelicht. Sommigen vinden de oorzaak der verdeeldheid van vader en zoon in beider uiteenloopend karakter, —anderen in de roemzucht van den prins, —nog anderen in zijn afkeer van de dwingelandij zijns vaders, — en er zijn er ook, die haar zoeken in het huwelijk van Philips II met Elizabeth, eene dochter van Hendrik II van Frankrijk, eene vorstin, die aanvankelijk aan don Carlos toegezegd en met wie deze zeer ingenomen was. Het is bekend, dat Schiller — alsook Alfiéri en Russell — aan deze gebeurtenis de stof ontleend heeft voor zijn uitmuntend treurspel „Don Carlos”.

Don Carlos Maria Joseph Isidore van Bourbon, een Spaansch kroonpretendent, geboren den 29sten Maart 1788. Hij was de tweede zoon van koning Karel IV van Spanje, een broeder van koning Ferdinand VII, genoot eene goede opvoeding en moest in 1808 met zijn broeder, op last van Napoleon, afstand doen van den troon, waarna hij met dezen tot in 1814 te Valençay in gevangenschap bleef.

Toen Ferdinand met de dochter van koning Johan VI van Portugal hertrouwde, koos don Carlos in 1816 hare zuster tot echtgenoote. Zij schonk hem 3 zonen, en daar de echt van Ferdinand kinderloos bleef, opende zich voor hem het vooruitzigt der troonopvolging, weshalve hij tevens het middelpunt werd van allerlei zamenzweringen, waardoor sommigen het absolutismus hoopten te herstellen. Dit bleek vooral in 1823, toen de ministers Zea-Bermudez en Ofalia in verzet kwamen tegen overdreven-reactionaire maatregelen, terwijl dweepzieke monniken en wraakgierige absolutisten zich aan de zijde van don Carlos schaarden, die te meer tot troonopvolger bestemd scheen, daar ook een derde huwelijk van zijn broeder niet met kinderen gezegend werd. De tegenstanders van don Carlos zorgden echter, dat de Koning, na het overlijden van zijne derde gemalin, in het huwelijk trad met Maria Christina, de jongere zuster der echtgenoote van den infant don Francisco de Paula, terwijl hij tevens voor het geval, dat hij enkel vrouwelijke nakomelingschap mogt nalaten, den 24sten Maart 1830 door eene pragmatieke sanctie de Salische wet ophief.

Reeds den 10den October daaraanvolgende werd zijne dochter Maria Isabella geboren, die het uitzigt van don Carlos op den troon vernietigde. Wél gelukte het den aanhangers van dezen, den zieken Koning in September 1832 tot herstelling der Salische wet te bewegen, maar na zijne genezing kwam hij hierop terug. Intusschen kenden de aanhangers van den infant geene rust, en de Koning zag zich eindelijk gedrongen, om in 1833 niet alleen de prinses van Beira, later de gemalin van don Carlos, maar ook hem zelven en den infant don Sebastiano naar Portugal te verbannen.

Toen don Carlos vervolgens weigerde, de inhuldiging der prinses van Asturië — later Isabella II — bij te wonen, gaf de Koning hem bevel, om zich naar den Kerke- lijken Staat te begeven. Van dat oogenblik af verklaarde don Carlos aan zijn broeder, dat hij alleen regtmatige aanspraken had op den troon. Hij had zich nog niet eens ingescheept naar Italië, toen Ferdinand VII overleed (29 September 1833), waarna de Koningin-regentes hem nogmaals beval, de reis te aanvaarden. Hij echter beschouwde zich als den wettigen koning van Spanje en werd niet alleen door zijne aanhangers — de Carlisten — maar ook door dom Miguël, in Portugal, als zoodanig erkend, weshalve de Koningin hem den 16dcn October een rebel verklaarde. Nu werd er eene viervoudige alliantie gesloten tusschen Spanje, Portugal, Engeland en Frankrijk, om zoowel don Carlos als dom Miguël te verdrijven en zij zag reeds vóór de ratificatie haar doel bereikt. Don Carlos scheepte den 1sten Junij 1834 zich in naar Engeland, waar hij het aanbod der Koningin-regentes van Spanje, om hem een jaargeld te verleenen, hardnekkig afwees.

Reeds eene maand later verliet hij in stilte zijne wijkplaats en bereikte, vermomd over Parijs, Bordeaux en Bayonne door Frankrijk reizende, de grenzen van Spanje, waar hij in de noordelijke gewesten den burger-oorlog deed ontbranden. Deze werd met afwisselenden voor- en tegenspoed gevoerd, totdat don Carlos zich eindelijk genoodzaakt zag, veiligheid te zoeken op het Fransche grondgebied (zie onder Spanje).

Reeds in 1834 was de infant met zijne nakomelingschap door een schier eenstemmig besluit der Proceres en der Procuratores van de troonopvolging uitgesloten en van het Spaansche grondgebied verbannen, en dit besluit werd in 1836 door de constituérende Cortes bekrachtigd. Nadat zijne eerste gemalin in 1834 overleden was, hertrouwde hij in 1838 met Maria Theresia, prinses van Beira, weduwe van den infant Pedro van Spanje, moeder van den infant Sebastiano. In Frankrijk werd hem het kasteel te Bourges als verblijfplaats aangewezen. Wegens inwendige verdeeldheid der Carlisten deed don Carlos den 18den Mei 1845 afstand van den Spaanschen troon ten gunste van zijn oudsten zoon en nam den titel aan van graaf van Molina. In dat jaar werd hem vergund, Frankrijk te verlaten: hij begaf zich met zijne gemalin naar Oostenrijk en overleed te Triest den 10den Maart 1855.

Don Carlos Luis Fernando de Bourbon, prins van Asturië, oudsten zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Madrid den 31sten Januarij 1818, trad na den afstand zijns vaders op onder den naam van graaf de Montemolin, vlugtte den 14den September 1846 met Cabrera (zie onder dezen naam) van Bourges naar Engeland en zocht door proclamatiën zjjne regten te doen gelden. Zijne aanhangers waren voornemens, om hem door een huwelijk met zijne nicht Isabella II den troon te bezorgen. Dit was echter in strijd met de belangen van Lodewijk Philips, met de staatkunde van Engeland en met de wenschen van het Spaansche volk. In April 1849 waagde de graaf de Montemolin eene poging, om in het geheim door Frankrijk naar Spanje te reizen, doch hij werd onderweg in hechtenis genomen, en, na eene korte gevangenschap te Perpignan, naar Engeland teruggebragt.

In 1850 huwde hij met de Napelsche prinses Maria Carolina Fernando, eene zuster van koning Ferdinand II. Gedurende den oorlog van Spanje met Marokko stelde de graaf zich in verband met Ortega, kapitein-generaal der Balearische eilanden, en beide stapten den 3den April 1860 bjj Tortosa aan wal met 3000 man troepen, die onbekend waren met de bedoelingen der bevelhebbers. Hier werd de graaf de Montemolin onder den naam van Karel IV tot koning van Spanje uitgeroepen, doch de vermetele onderneming mislukte, en de graaf werd met zijn jongsten broeder en onderscheidene aanhangers gevangen genomen. Ortega moest dien aanslag met den dood boeten, terwijl de prinsen, nadat zij den 23sten April afstand hadden gedaan van den troon, hunne vrijheid herkregen. De graaf trok die afstandsverklaring in, omdat zij hem met geweld was afgeperst, maar zijn invloed had een onherstelbaren schok gekregen, zoodat hij zich met zijn broeder naar Triest begaf, waar zij in kommerlijke omstandigheden leefden.

Deze broeder, don Fernando Maria José, geboren den 19den October 1829 , overleed te Brunsee, een kasteel van de hertogin van Berri in Stiermarken, den 2den Januarij 1861 aan typhus. De graaf de Montemolin en zijne echtgenoote, die den zieke bezocht hadden, overleden beide 12 dagen later aan dezelfde ongesteldheid.

Don Juan Carlos Maria Isidoro, een broeder van de beide voorgaanden. Geboren den 15den Mei 1822, werd hij, als de middelste in leeftijd van de 3 zonen van don Carlos Maria Joseph Isidoro, na den dood der 2 anderen pretendent der Spaansche kroon. Hij zocht uit Londen door manifesten zijne regten te doen gelden en huwde in 1847 met Maria, aartshertogin van Oostenrijk-Este, eene dochter van hertog Frans IV van Modena, die hem 2 zonen schonk, namelijk:

Carlos, hertog van Madrid, geboren den 30sten Maart 1848 en in 1867 gehuwd met Margaretha, eene dochter van Karel III, hertog van Parma en Alfonso, geboren den 12den September 1849 en tot 1870 officier bij de Pauselijke Zoeaven. Nadat Juan den 3den October 1868, na het uitbarsten der Spaansche omwenteling, afstand had gedaan van zijne regten op den troon ten gunste van zijn oudsten zoon don Carlos, is deze onder den naam van Karel VII als kroonpretendent opgetreden. Hij heeft bij herhaling een opstand in Spanje ten zijnen voordeele zoeken te bewerken, die echter, hoewel door de reactie en de geestelijkheid ondersteund, telkens mislukte. In den zomer van 1869 werden zijne aanhangers door de regéringstroepen uiteengejaagd, — eene poging om in het laatst van Augustus 1870 de Baskische provinciën in opstand te brengen, leed schipbreuk. Na de keuze van den hertog van Aosta tot Koning van Spanje, leverde hij daartegen uit Zwitserland protest in (8 December 1870), en in den jongsten tijd (Mei 1872) heeft hij zich ter gelegenheid der parlementsverkiezingen in persoon naar Spanje begeven, om er zich met hulp zijner aanhangers met geweld van het bewind meester te maken. Ook ditmaal is hij over de Fransche grenzen teruggedreven en bevindt zich welligt (Julij 1872) in gevangenschap.