Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Feeën

betekenis & definitie

Feeën zijn vrouwelijke geesten der Romaansche en Celtische volksoverleveringen, en spelen hierin eene belangrijke rol. Daartoe behooren de oude 3 Romaansehe schikgodinnen, waarvan de Feeën (in ’t Latijn Fata, in ’t Provencaalsch Fada, in ’t Fransch Fée) haren naam ontleenen. Met deze verwarde men de 3 Celtische Matres of moederlijke beschermgodinnen, waarnaast men de oud-Germaansche of Skandinavische Nornen kan plaatsen. In de tweede plaats rekende men tot de feeën een aanzienlijk aantal vrouwelijke geesten, die in wouden, grotten en aan rivieren wonen.

Zij zijn liefhebsters van den dans en dikwijls zag men ze bezig met de waseh. Als koningin der Feeën wordt in de 13de eeuw eene zekere Domina Habundia (Dame Abonde) genoemd. In Frankrijk heette men deze Feeën ook Divesses, Dames blanches, Bonnes dames en Bonnes et franches pucelles. Eindelijk gaf men in de derde plaats den naam van Feeën aan vrouwen uit de menschen, en deze hadden dan veel overeenkomst met de heksen. Het is niet vreemd, dat zulke denkbeeldige wezens rijke stof hebben geleverd aan de dichters.

Men vindt de Feeën reeds in de Bretonsche „Lays” en in de Fransche „Fabliaux”, — voorts in den „Lancelot aulac”, —den „Ysaie le Triste” en de „Melusine”. Ook de Italiaansche dichters der 15de en 16de eeuw hebben gebruik gemaakt van het geloof aan Feeën. Van hen ontleenden de Franschen hunne „Contes de fées”, die tot aan de groote Revolutie veel bijval genoten. Men vindt hiervan eene verzameling in „Le cabinet des fées ou collection des contes de fées (1785—1799, 41 dln)'\ Wat men wel eens over den Spaansch-Arabischen en Perzischen oorsprong der feeënverhalen heeft medegedeeld, is van allen grond ontbloot.

< >