Feder (Johann Georg Heinrich), een Duitsch wijsgeer, geboren den 15den Mei 1740 in het dorp Schornweisaeh op het gebied van Baireuth, studeerde te Erlangen in de godgeleerdheid en opvoedkunde, werd in 1765 hoogleeraar in de metaphysica en de Oostersche talen aan het gymnasium te Coburg, in 1768 hoogleeraar in de wijsbegeerte te Göttingen en in 1782 directeur van het instituut voor pages en hofraad te Hannover, alwaar hij den 21sten Februarij 1821 overleed. Van zijne geschriften noemen wij: „Grundrisz der philosophischen Wissenschaften (2de uitgave 1769)”, — „Untersuchungen über den menschlichen Willen (2de uitgave 1785—1792, 4 dln)”, — „Institutiones logicae et metaphysicae (4de uitgave 1797)”, — en „Ueber Raum und Causalitat (1787)”. Zijne levensbeschrijving, door hem zelven opgesteld, werd in 1825 door zijn zoon uitgegeven.
Ook bezorgde hij met Meiners de uitgave der „Philosophische Bibliothek (1788, 4 dln)”. Hij behoorde tot de eclectische school, en zonder aan de wijsgeerige wetenschap zelve groote diensten te bewijzen, heeft hij zich toch beijverd, om haar toe te passen tot opheldering der belangrijkste aangelegenheden, tot verrijking van het verstand en tot veredeling van het schoonheidsgevoel.