Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Faillissement

betekenis & definitie

Faillissement, in het dagelijksch leven ook bankroet geheeten — van het Italiaansche banco rotto (gebroken bank) —, is eene regtsinstelling, dienende om, wanneer een koopman zijne betaling staakt, in het belang der gezamenlijke crediteuren te zorgen, dat allen — ieder naar zijn regt — zooveel mogelijk voldoening erlangen.

Voor niet-kooplieden bestaat eene andere, dergelijke instelling, de staat van kennelijk onvermogen, in ’t Fransch état de déconfiture genaamd. Als middel van executie voor alle schuldeischers tegelijk van de geheele massa des boedels behoort de instelling tot het forméle, het procèsregt; vele met haar in verband staande voorschriften, die van invloed zijn op den rergtstoestand van den gefailleerden schuldenaar — den failliet — belmoren tot het materieële privaatregt. Alléén de koopman, die ophoudt te betalen, komt met zijn vermogen in dien regtstoestand, en wél door eene beschikking van den regter, — bij ons de arrondissementsregtbank. Ieder koopman kan failliet worden verklaard, zelfs na zijn overlijden; ook eene vennootschap, die als zoodanig koopman is. Ophouden te betalen is de eenige, maar ook de voldoende aanleiding; het niet voldoen aan eene geldschuld, om 'teven aan welke oorzaak die te wijten is: of de koopman tijdelijk of meer duurzaam in verval van zaken is geraakt, of onwil, of onvermogen de reden der niet betaling is. Het faillissement onderstelt een ongunstigen fïnanciëelen toestand, maar stelt dien niet tot critérium; het is mogelijk, dat bij de vereffening van den boedel de baten de schulden nog overtreffen.

De regter beoordeelt het feitelijk element, het niet betalen naar de omstandigheden, en spreekt dan, zoo hij het geconstateerd vindt, het faillissement uit, door welk vonnis de nieuwe regtstoestand in het leven wordt geroepen. De algemeene gevolgen van het faillissement zijn, dat de koopman de beschikking en het beheer over zijn boedel verliest; dat hij de goederen dus niet meer aan zijne crediteuren kan onttrekken, en den een niet boven den ander bevoordeelen, en dat sommige handelingen, tot nadeel der crediteuren strekkende, met het oog op, of althans kort vóór ‘t faillissement verrigt, nietig zijn, of nietig verklaard kunnen worden; dat er één of meer curators worden aangesteld, die, onder des regters toezigt, don boedel in 't belang van de schuldeischers en van den schuldenaar administreren en, zoo noodig, vereffenen; en dat de gefailleerde een accoord kan aanbieden, dat, zoo het aangenomen en gehomologeerd wordt, de schuldeischers verpligt, om zich met eene gedeeltelijke betaling tevreden te stellen. De faillietverklaring heeft plaats op eigen aangifte van den schuldenaar — waartoe hij verpligt is binnen drie dagen na de staking van zijne betaling —, op verzoek van een of meer der schuldeischers, of op aanvraag van het Openbaar Ministérie: in de beide laatste gevallen wordt de schuldenaar opgeroepen, ten einde op de vordering gehoord te worden.

Tegen het vonnis van faillietverklaring is aan de verschillende belanghebbenden het regtsmiddel van appèl of verzet toegekend. Het vonnis behelst, behalve de eigenlijke faillietverklaring, den dag, waarop het faillissement is aangevangen, dat is den dag, waarop de aangifte is gedaan, of het verzoek of requisitoir ingediend; de benoeming van een regter-commissaris en van één of meer curators. De verzegeling van den boedel en de inbewaringstelling van den gefailleerde kan tevens gelast worden. Het vonnis treedt dadelijk na de uitspraak in werking; het appèl en het verzet missen hier de schorsende kracht. Een uittreksel uit het vonnis, behelzende de voor derden noodige opgaven, wordt door de zorg van den curator gepubliceerd door aanplakking en plaatsing in één of meer dagbladen. De gefailleerde verliest het beheer zijner goederen; hij kan ze niet meer vervreemden, verpanden, bezwaren en aansprakelijk stellen voor nieuwe verbindtenissen; maar zijn persoonlijke regtstoestand ondergaat geene verandering. Hij wordt niet gelijk een onder curatele gestelde: hij behoudt zijne bevoegdheid om regtshandelingen aantegaan en in regten op te treden; hij blijft man, vader en voogd, tenzij hij uit de voogdij wordt ontzet. Alleen zijn de goederen van zijn boedel niet meer het onderpand, waaraan, gedurende 't faillissement, de door hem aan te gane verbindtenissen nog verhaald kunnen worden; deze worden als ’t ware tegelijk, in massa, door de curators ten behoeve van al de schuldeischers geëxecuteerd.

Na de faillietverklaring kan tegen den schuldenaar geen vonnis van lijfsdwang worden ten uitvoer gelegd, noch door gijzeling, noch door eene aanbeveling daarin; hij is onbevoegd tot betaling; het aanwenden van dit middel van executie zou dus nutteloos zijn. Na de insolventverklaring is het weêr toegelaten; werd het reeds toegepast, dan wordt hij door ’t faillissement daarvan niet bevrijd. De curator moet, na beëedigd te zijn, een inventaris opmaken van den faillieten boedel; tot dien boedel behoort al wat de gefailleerde bezit, onder welken titel ook, actief zoowel als passief. In dien boedel valt al hetgeen den gefailleerde uit eenigerlei hoofde te beurt valt door erfenis, schenking of legaat. De schulden met de daaraan verbonden voorregten, als pand, hypotheek enz. blijven bestaan en worden nader vastgesteld door de verificatie (zie aldaar). Beweert iemand eigenaar te zijn van eene in den boedel gevondene zaak, of daarop een regt van terugvordering te hebben, dan moet hij gebruik maken van de revindicatie (zie aldaar) of van het regt van reclame. De curator maakt vervolgens een balans op van het actief en passief des boedels; int de schuldvorderingen tot den boedel behoorende; neemt de boeken, papieren en bescheiden over; zorgt voor de belangen van de schuldeischers en van den schuldenaar, en vertegenwoordigt dezen laatste in regten overal, waar het aanspraken den boedel betreffende geldt, — alles onder toezigt, en soms met bepaald gevorderde magtiging van den regter-commissaris of ook wel van de geheele regtbank. Hij roept de crediteuren op tot het bijwonen der vergaderingen tot verificatie der schuldvorderingen en neemt een gewigtig aandeel aan die werkzaamheid (zie Verificatie).

Na de verificatie kan de gefailleerde een accoord aanbieden aan zijne crediteuren, waarbij hij hun voorstelt, om met de gedeeltelijke betaling van hunne vorderingen zich te vreden te stellen en hem voor ’t geheele bedrag finaal te quitéren. Zij, die bevoorregte schulden hebben, nemen aan de beraadslaging en stemming over dat accoord geen deel, tenzij zij van hun voorregt ten behoeve van den boedel afstand doen. Het accoord is aangenomen, wanneer twee derde der schuldeischers, drie vierde van het bedrag der schuldvorderingen vertegenwoordigende, of drie vierde der schuldeischers, wier schuldvorderingen twee derde uitmaken van het geheele bedrag, zich voor het aanbod verklaren. Het accoord is niet verbindend, dan nadat het door de regtbank is gehomologeerd, welke homologatie — goedkeuring of bekrachtiging — door haar niet wordt verleend of geweigerd, dan nadat aan de schuldeischers gelegenheid is gegeven om daartegen verzet te doen. Het verzet wordt door denzelfden regter behandeld en beoordeeld.

Na de homologatie doet de curator ten overstaan van den regter-commissaris rekening aan den gefailleerde; hij wordt ontslagen en het faillissement is daarmede geëindigd. Komt er geen accoord tot stand, dan verklaart de regtbank den boedel insolvent en gelast den curator om tot de vereffening daarvan over te gaan. Deze maakt nu alle roerende en onroerende goederen tot geld; de inschulden worden ingevorderd en de noodige handelingen en overeenkomsten door hem verrigt en gesloten. Is hij daarmede gereed, en bestaat er geen gegrond vooruitzigt, dat er nog eenige bate voor den boedel zal inkomen, dan levert hij den regter-commissaris de bouwstoffen voor het opmaken van de rangregeling, die, eerst voorloopig opgemaakt, ter griffie der regtbank ter inzage van belanghebbenden wordt neêrgelegd, en daarna, zoo er geen door de regtbank gegrond bevonden verzet tegen gedaan wordt, in eene definitieve wordt veranderd zie (Rangregeling).

De curator legt in overeenstemming met die rangregeling daarna rekening en verantwoording af voor den regtercommissaris, en doet uitbetaling van de voorhanden penningen aan de crediteuren, elk naar zijn regt en de hoegrootheid zijner vordering. De preferente crediteuren worden ’ teerst uit de opbrengst voldaan, en wèl ten volle; de concurrente deelen het overige pond-pondsgewijze (zie Preferentie). De behandeling van het faillissement is hiermede afgeloopen; de curator krijgt zijn ontslag van den regtercommissaris. Heropening van het faillissement is mogelijk, zoolang alle crediteuren niet ten volle voldaan zijn, en de gefailleerde naderhand goederen in eigendom krijgt, die de moeite en kosten van executie op deze wijze waard schijnen. De gefailleerde blijft, hoewel de behandeling is afgeloopen, in staat van faillissement, tot dat hij is gerehabiliteerd (zie Rehabilitatie). Faillissement of bankroet is nog geen bankbreuk.

Het faillissement is eene instelling van burgerlijk regt; de gefailleerde als zoodanig is niet strafbaar; hij kan niet veroordeeld worden volgens de strafwet. Bankbreukig wordt hij slechts in bepaalde, door de wet aangewezen gevallen, waarin blijkt van ongehoorzaamheid in het opvolgen van sommige voorschriften, door de wet aan den koopman gegeven, b. v. de verpligting tot boekhouden, van verregaande ligtzinnigheid of achteloosheid, of van bedriegelijke verkorting van de regten der crediteuren. Bankbreuk is een misdrijf, dat óf correctioneel óf crimineel gestraft wordt, naarmate het feit naar de wet te qualificéren is als eenvoudige of als bedriegelijke bankbreuk. Het onderwerp wordt bij ons geregeld door de wet van 10 Mei 1837 Stbl. N° 21.