Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Faber

betekenis & definitie

Vele merkwaardige mannen binnen en buiten de grenzen van ons Vaderland droegen dezen geslachtsnaam. Van de Nederlanders noemen wij:

Jacobus Faber, een verdienstelijk Latijnsch dichter. Hij werd geboren te Deventer in 1472, was er onderwijzer bij de Broeders van het Gemeene Leven, en overleed aldaar in 1503. Hij schroef: „Panegyricus in triumphum Christi etc. (1499)", — „Carmen panegyricon de admiranda Dei genetricis Mariae semper virginis et serenitate et humilitate”, — en Catonis disticha etc. (1601)”.

Petrus Faber, een uitstekend godgeleerde. Hij werd geboren te Nijmegen omstreeks het jaar 1479, studeerde te Parijs in de godgeleerdheid en wijsbegeerte en werd er in 1517 tot doctor bevorderd. Hij behoorde tot de orde der Dominicanen en zag zich bij zijne terugkomst afgevaardigd naar Rome, waar hij den 8sten Augustus 1515— vermoedelijk door vergif— overleed. Hij schreef een „Supplementum ad tertiam partem D. Thomae Aquinatis".

Timaeus Faber, een verdienstelijk regtsgeleerde. Hij heette eigenlijk Tjomme Riemers en werd geboren te Leeuwarden in 1578. In 1597 begaf hij zich naar de Hoogeschool te Franeker en werd er in 1603 doctor in de beide regten. Nadat hij zich als advocaat gevestigd had te Leeuwarden, werd hij in 1607 benoemd tot hoogleeraar te Franeker. Toen hij voorts in 1614 voor een beroep naar Groningen bedankt had, overleed hij te Franeker den 18den September 1623. Hij schreef: „Annotationum liber unus, quo varia juris civilis loca explicantur et conciliantur (1608)”, — „Disputationes anniversariae ad quatuor libros institutionum imperialium (1609 en 1612, en later bij herhaling)”, — en „Quaestionum illustrium etc. diatyposis (1615)”.

Frederïk Christiaan Faber, in het hertogdom Nassau geboren, doch in Julij 1760 benoemd tot buitengewoon hoogleeraar in de Oostersche talen te Franeker, alwaar hij den 21sten Januarij 1761 aan de tering bezweek.

Abraham Faber, hoogleeraar in de geschiedenis en oude letteren aan het Athenaeum illustre te Amsterdam. Reeds in 1656 gaf hij lessen aan die inrigting, doch werd eerst den 30sten October 1670 tot hoogleeraar benoemd. Hij overleed aldaar den 4den April 1690.

Johan Faber, de vader, een graveur in mezzo tinto. Hij vertrok in 1687 naar Engeland, waar hij vooral portretten graveerde. — Zijn zoon, ook Johan Faber genaamd, in 1684 in Nederland geboren, is desgelijks tot aan zijn dood in Engeland werkzaam geweest, waar hij uitmuntende portretten van vorstelijke personen heeft gegraveerd.

Van de Buitenlanders vermelden wij:

Anton Faber, eigenlijk Favre. Hij werd geboren te Bourg-en-Bresse in Frankrijk den 4den October 1557, studeerde te Parijs en te Turijn, en werd in 1581 regter in zijne geboortestad, waar de hertog van Savoye bewindvoerder was. Later ging hij naar Chambèry, was er voorzitter van het hooggeregtshof, en overleed den 1sten Maart 1624. Tot zijne werken behooren: „Codex Fabrianus (1661)”, eene verzameling van gewijsden,— „Rationalia in pandectas (1659—1663, 3 dln)”, — „De erroribus pragmaticorum et interpretum juris (1658 , 2 dln)”, — en „Conjecturarum juris civilis libri XX (1661)”.

Jacob Faber, eigenlijk Jacques le Fèvre,een Fransch godgeleerde. Hij werd geboren in 1440 te Estaples, zoodat hij den bijnaam verkreeg van Stapulensis. In 1523 aanvaardde hij de betrekking van groot-vicaris van den bisschop van Meaux, doch ontving wegens te vrijzinnige gevoelens zijn ontslag. Nu begaf hij zich naar het Hof van Margaretha van Navarra, alwaar hij in 1537 overleed. Hij schreef onder anderen verklaringen van sommige geschriften van Aristóteles en vertaalde verschillende boeken des Bijbels.

Basilius Faber, een Duitsch letterkundige. Hij werd geboren te Sorau in 1520, studeerde te Wittenberg, en was eerst rector te Nordhausen en vervolgens te Erfurt, waar hij in 1576 overleed. Zijn „Thesaurus eruditionis scholasticae (1671)” is later door Gesner en het laatst door Leich uitgegeven. Ook was hij de grondlegger der „Magdebürger Centuriën”, terwijl hij geschriften van Luther uit het Latijn in het Duitsch vertaalde, om hierdoor de Hervorming te bevorderen.

Johann Lothar von Faber, een uitstekend Duitsch nijverheidsman. Hij werd geboren den 12den Junij 1817 te Stein, een dorp bij Nürnberg, waar zijn overgrootvader in 1761 eene kleine potloodenfabriek stichtte. Bij den dood van laatstgenoemde viel de fabriek ten deel aan zijn zoon Anton Wilhelm Faber (thans nog de naam der firma), en in 1800 aan diens zoon Georg Leonhard, den vader van Johann Lothar. Deze laatste begaf zich in 1836 naar Parijs, om zijne kennis op het groote gebied der nijverheid te verrijken, doch toen hij er 3 jaar vertoefd had, riep de dood zijns vaders hem naar Duitschland terug, waar hij zich in 1839 aan het hoofd plaatste der fabriek. Hier waren toen 20 arbeiders werkzaam, en de jaarlijksche omzet bedroeg ongeveer 12000 gulden. De nieuwe bestuurder gaf eene grootere uitbreiding aan deze inrigting; hij riep in 1840 een jongeren broeder bij zich, om deel te nemen in de zaak, en legde zich nu vooral toe op het vervaardigen van beste potlooden, die weldra bij de kunstenaars zeer in trek waren. Om zich los te maken van den Nürnbergschen handel, deed hij zelf reizen naar de voornaamste steden van Europa en knoopte overal betrekkingen aan, terwijl hij tevens zijn fabrikaat nog aanmerkelijk verbeterde. Om zich ook in Amerika debiet te verschaffen, stichtte hij in 1849 te New-York een magazijn, dat hij onder het beheer plaatste van zijn jongsten broeder Eberhard Faber, die eerst te Berlijn en te Erlangen in de regten gestudeerd en daarna te Stein de noodige handelskennis verworven had, — terwijl hij voorts een huis te Parijs en een depot te Londen vestigde.

De Faber-potlooden behaalden op alle nijverheidstentoonstellingen den hoogsten prijs, en de fabriek nam nog hoogere vlugt, toen Faber, die te voren enkel graphiet van Borrowdale in Cumberland verwerkte, in 1856 eene overeenkomst sloot met den Russische koopman Alibert, die in het Sajaansche gebergte in het zuiden van Oost-Sibérië rijke graphietbeddingen ontdekt had en zich verbond, om de hieruit opgedolven grondstof uitsluitend aan de fabriek te Stein te leveren. Na onvermoeide proefnemingen verscheen Faber in 1861 met zijne „crayons polygrades en graphite de Sibérie” op de wereldmarkt en verdrong daarmede het Engelsch fabrikaat. Na dien tijd werd zijne fabriek, welke in 1861 haar eeuwfeest vierde, als de voornaamste beschouwd voor het vak van potlooden. Later heeft Faber bij zijne beroemde fabriek ook eene van leijen en griffels gevoegd. Laatstgemelde bevindt zich te Geroldsgrün bij Kronach. De eigenaar is in 1864 benoemd tot rijksraad der Beijersche kroon.