Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Etrurië

betekenis & definitie

Etrurië of Etruria, in het Grieksch Tyrrhenia, was weleer dat gewest van Italië, hetwelk zich uitstrekte langs de Tyrrheensche Zee. Het was door de Macra van Ligurië, door de Apennijnenketen van Cispadaansch Gallië, door de Tiber van Umbrië, van het gebied der Sabijnen en Latijnen en van dat van Rome gescheiden.

De naam Tuscia (later Toscane) werd aan dat land eerst in vervolg van tijd gegeven, terwijl men die van Tusci naast die van Etrusci reeds vroeg voor de inwoners gebruikte. De bodem is er bedekt met talrijke heuvelreeksen, die gedeeltelijk alleen staan, en gedeeltelijk met de Apennijnen zijn verbonden. Tusschen die heuvelreeksen liggen vruchtbare dalen, gedeeltelijk besproeid door rivieren, van welke de Arno de voornaamste is.

Ook vindt men er meren van vulkanischen oorsprong, zooals dat van Trasimene (ten westen van Perusia, thans Perugia), het Lacus Vulsiniensis (Meer van Bolsena) en het Lacus Sabatimus (Lago di Braccino). De oudste bevolking des lands behoorde tot de stam der Umbriërs, maar zij werd door de Tyrrheners (uit Lydië afkomstig) verdrongen. De indringers werden ook zelve wederom door een vreemd volk overwonnen, en uit beider vereeniging ontstond dat der Tuscers of Etruscers.

Van de Etruscische steden vermelden wij Veji, Falerii, Vulsinii (Bolsena), Clusium (Chiusa), Perusia, Cortone, Arretium (Arezzo), Faesulae (Fiésole) in het binnenland, en Luna, Pisae, Volaterrae, Vetulonia, Populonia, Rusellae, Cosa, Volci, Saturnia, Tarquinii en Caere aan of nabij de kust. Van deze stonden Teji, Clusium en Tarquinii elk aan het hoofd van een twaalftal andere en vormden onafhankelijke Staten, door een verbond vereenigd. Somtijds werden er bondsvergaderingen gehouden.

In de afzonderlijke Staten bestond eene heerschappij der aanzienlijken (aristocratie). De Senaat was er zamengesteld uit leden van bepaalde geslachten, en in de plaats van koningen had men er overheidspersonen, die na een jaar aftraden. Tegenover die aanzienlijken bevond er zich het volk in een afhankelijken toestand, en het godsdienstig geloof was er op het naauwst verbonden met het maatschappelijk leven.

Merkwaardig is de Etruscische kunst, die eene middenplaats bekleedt tusschen de Oud-Grieksche en de Grieksch-Romeinsche. De oudste overblijfselen dier kunst hebben veel overeenkomst met de Egyptische, Assyrische en Phoenicische, ’t geen vermoedelijk zijne oplossing vindt in de handelsbetrekking der eerste bewoners met die van Klein-Azië. Door middel van de koopstad Corinthe en van de Grieksche volkplantingen in Beneden-Italië oefende er ook de Grieksche kunst haren invloed.

Intusschen ontbreekt aan de Etruscische kunstgewrochten de ideale schoonheidszin der Grieken; zij onderscheiden zich door het realistisch beginsel. In de bouwkunst hebben de Etruscers nog vroeger dan de Grieken gebruik gemaakt van den wigvormigen gewelvenbouw. Opmerkelijk is voorts de bouwstijl der Etruscische grafplaatsen, van welke sommige kegelvormig, andere in de wanden der rotsen gebeiteld en nog andere onder den grond van tufsteen opgetrokken en op eene merkwaardige wijze beschilderd zijn.

De Etruscische tempel verschilt zeer van de Grieksche. Het grondvlak is bijna vierkant, daar de breedte zoowat 5/6de der lengte bedraagt, en die ruimte is verdeeld in een voorhof (anticum) en in de eigenlijke tempelruimte (posticum), voorts deze laatste wederom in 3 cellen voor even zoo vele goden. Ook legden de Etruscers den grondslag voor de Italiaansche bouworde der huizen. Inzonderheid openbaarde zich de Etruscische kunst in leemen standbeelden van goden, in leemen tempelversieringen en in leemen vaten, die men later in menigte uit de begraafplaatsen opgedolven heeft. De belangrijkste van deze zijn aschvaten in den vorm van een menschenhoofd en met deksels voorzien (canopen), en vaten van ongebrande zwarte aarde, waarop uitmuntende relièfvoorstellingen met stempels zijn afgedrukt.

Den hoogsten roem verwierf echter de Etruscische kunst in de bronsgieterij, en men heeft daarvan nog kostbare overblijfselen, zooals eene Chimaera, een standbeeld van Minerva en dat eens redenaars in het muséum te Florence, — de beroemde wolvin van het Capitool en een standbeeld van Mars te Rome, — en een knaap met een gans te Leiden. Kleinere figuren van brons heeft men in de voornaamste muséa in grooten getale. Vooral waren de Etruscers vermaard wegens het vervaardigen van sierlijke voorwerpen, zooals statiewagens, troonen, wapens, lichtkroonen, schilden, bronzen spiegels en kistjes met daarop gegraveerde figuren. Ook bewerkten zij kostbare gesteenten en gouden versierselen, terwijl voorts van hunne schilder- en beeldhouwkunst eenige overblijfselen den tand des tijds getrotseerd hebben.

Van de Etruscische taal zijn slechts 28 woorden bekend.

Nadat Rome in den tijd der Koningen onder de heerschappij van en in bondgenootschap met de Etruscers geleefd had, ontstond in 485 vóór Chr. de oorlog met het magtige Veji, dat in 396 door Camillus ingenomen en verwoest werd, terwijl de overige Etruscers weêrstand boden aan een inval der Galliërs. Allengs werden nu de Etruscers door de Romeinen overheerst, en vooral Sulla en Octavianus deden er het eigenaardige van het volksleven verdwijnen. Zelfs de naam van Etrurië werd in dien van Tuscie, later in dien van Toscana veranderd.

Nog eenmaal echter werd de oude naam hersteld, toen het in 1801 bij den vrede van Luneville aan den erfprins Lodewijk van Parma als koningrijk werd toegekend. Na zijn dood nam zijne weduwe, Maria Louisa van Spanje, als voogdes van haren minderjarigen zoon, de teugels van het bewind in handen, doch moest ze den 10den December 1807 neêrleggen. Daarna werd Etrurië eene Fransche provincie, en in 1808 een deel van het Fransche Keizerrijk. In 1809 echter werd het land onder den naam van groot-hertogdom Toscana afgestaan aan Elisa, de zuster van Napoleon, die het in 1814 aan het voormalig regérend vorstenhuis moest teruggeven.