Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Engelhard

betekenis & definitie

Engelhard (Nicolaus), een verdienstelijk godgeleerde werd geboren in 1696 te Bern in Zwitserland, studeerde met ijver in de godgeleerdheid, wijsbegeerte en wiskunde en werd, na zijne bevordering tot proponent, hoogleeraar in de wijsbegeerte en wiskunde te Duisburg (1723). In 1728 vertrok hij in die betrekking naar de hoogeschool te Groningen en bleef er werkzaam tot aan zijn dood, die den 10den Augustus 1765 plaats greep.

Hij was een der oprigters van het genootschap „Pro exculendo jure patrio”, en de eerste voorzitter. Ook was hij lid van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem, en van zijne geschriften noemen wij: „Institutiones Philosophiae Theoreticae (1743, 2 dln)”, — „Otium feriis Groninganis interpositum (1740, 2 dln)”, — „Feriae Groninganae varii argumenti (1736, 2 dln)”, — en „Institutiones Philosophiae moralis”, na zijn dood in het licht gegeven. — Tot zijne bloedverwanten behoorde vermoedelijk een latere Nicolaus Engelhard, raad en directeur-generaal van Neêrlandsch Indië en later gouverneur en directeur van Java’s Oostkust. Hij heeft zich in 1800 bij den inval der Engelschen verdienstelijk gedragen en schreef, ter weêrlegging van de bekende „Memorie” van Daendels, een „Overzigt van den staat der Nederlandsche Oost-Indische Bezittingen onder het bestuur van den gouverneur-generaal Herman Willem Daendels, ter betere kennis en waardéring van ’s mans willekeurig en gewelddadig bewind (1816)”.

< >