Engelbert I, bijgenaamd de Heilige, keurvorst van Keulen, werd geboren in 1185 en was de jongste zoon van Engelbert I, graaf van Bergen. Hij werd onderwezen onder de leiding van zijn oom Heribert von Warden, bezocht de school te Munster, en werd reeds in 1199 domproost, en in 1216 aartsbisschop en keurvorst van Keulen.
In zijn bestuur onderscheidde hij zich door wijsheid, kracht en menschlievendheid. Met onverbiddelijke gestrengheid — in het openbaar en door veemgeregten — vervolgde hij de roofridders, herstelde de kloostertucht, deed den landbouw bloeijen en vermeerderde de welvaart der steden. Toen de Keizer in 1220 naar Italië toog, benoemde hij Engelbert tot stadhouder en tevens tot onderwijzer van zijn zoon Hendrik. Hij kweet zich op eene schitterende wijze van dien last en zorgde voor de veiligheid des rijks.
Voorts bestuurde hij het graafschap Bergen voor zijn broeders dochter Irmgard. Toen de dom te Keulen niet beantwoordde aan den luister van het aartsbisdom, deed hij door de bouwmeesters aldaar het plan ontwerpen tot een nieuw en grootsch bedehuis en stelde ten behoeve der uitvoering daarvan een jaargeld van 500 mark zilver beschikbaar. Toen hij zich den 7den November 1225 naar Schwelm begaf, om er eene kerk in te wijden, werd hij overvallen door moordenaars, door zijn neef Friedrich von Isenburg afgezonden, en in een hollen weg om het leven gebragt. Later is hij heilig verklaard.