Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Engadin

betekenis & definitie

Engadin is een der merkwaardigste dalen van Zwitserland, het grootste van het canton Graauwbunderland, en strekt zich van den Maloja noordoostwaarts uit over eene lengte van 18 of 19 uren gaans. De Inn, die in het bergmeer Piz Lunghin bij den Septimer ontspringt, besproeit dit dal en heeft hieraan den naam (Enco d’Oen) gegeven.

Hooge bergketens begrenzen het, en van deze heeft het Berninagebergte toppen ter hoogte van 4000 Ned. el, terwijl het Oberhalbsteiner-, het Albula- en in Beneden-Engadin het Selvretta-gebergte naauwelijks 700 Ned. el lager zijn. Een uitmuntende weg over den Juliër verbindt het dal met de overige cantons, terwijl tevens een fraaie weg is aangelegd door het dal zelf en verder over den Majola naar Chiavenna en de Italiaansche meren. Nog een andere weg loopt uit het dal over een bergpas der Bernina-keten naar Poschiavo en Valtellino.

Het dal is verdeeld in Boven- en Beneden-Engadin. In het eerste is het klimaat niet zoo guur als men op grond zijner hooge ligging zou verwachten. Als de sneeuw in April wegsmelt, werkt de koesterende zonnegloed er krachtig op de ontwikkeling van het plantenrijk. In het hoogste gedeelte vindt men tot aan St. Maurice slechts op omheinde plekjes eenige kweekplanten, doch verder naar beneden — van Celerina (1700 Ned. el hoog) tot Scanfs — ontwaart men reeds tuin- en landbouw, hoewel er in de geurige Alpen-weiden vooral de veeteelt bloeit.

De mannelijke bevolking zoekt er intusschen doorgaans welvaart in het buitenland, waar zij in banketbakkerijen, koffijhuizen enz. dienst doet, terwijl de vrouwen en dochters te huis blijven en aldaar voor de zaken zorgen. Met den verworven schat keert de inboorling van Engadin steeds terug naar zijn dal, om er de overige levensjaren te slijten. Vandaar dat de dorpen in Boven-Engadin, zooals Sils, Silvaplana, St.Maurice, Celerina, Pontresina, Samaden enz., een bevallig en tevens een stedelijk voorkomen hebben; zij werden gebouwd voor de elders vergaderde kapitalen.

Beneden-Engadin doet zich geheel anders voor: de bergketens naderen er meer dan eenmaal tot elkander, zoodat er het dal zeer eng wordt, — de Inn ruischt er door eene diepe kloof, en de dorpen verheffen er zich op breede terrassen aan de noordelijke zijde van het dal. De natuur is er rijk en mild, en de linkeroever der rivier draagt uitmuntende bouwlanden en boomgaarden, terwijl langs den regteroever digte wouden zich uitstrekken, waar het berengeslacht nog niet is uitgeroeid. Men heeft er vele geneeskrachtige bronnen, van welke die te St. Maurice en te Tharasp het meest beroemd zijn.

De bevolking van geheel Engadin telt 12.000 zielen. Zij is krachtig van ligchaamsbouw, doch behoort door hare taal — het Ladin — en haar voorkomen —donker haar en levendige oogen — tot den Romaanschen stam. Zij belijdt, met uitzondering van het R. Katholieke Tharasp, bijna geheel de Protestantsche godsdienst. Voorheen stond Engadin onder de heerschappij van Oostenrijk, en eerst in 1815 is het daaraan geheel en al ontrukt.

< >