Emo, een Nederlandsch kroniekschrijver en abt van het klooster Bloemhof te Wittewierum, leefde in het laatst der 12de en in het begin der 13de eeuw. Hij was een leerling der Benedictijnen, bezocht de hoogescholen te Parijs, Orléans en Oxford en maakte zich verdienstelijk door het afschrijven van belangrijke werken.
Na het volbrengen zijner studiën zag hij zich bevorderd tot magister en geplaatst aan de school te Emisia (Westeremden). Later werd hij pastoor te Huising en was wegens zijn vromen wandel en vooral ook wegens zijne uitgebreide kennis algemeen geacht. Toen in 1213 door zijn neef en naamgenoot het klooster Bloemhof te Wittewierum gesticht was, werd hij er tot abt gekozen, nadat hij in de orde der Premonstratensers was opgenomen. Niet alleen de monniken, maar ook de nonnen hield hij bezig met het afschrijven van merkwaardige geschriften, en zelf schreef hij onderscheidene werken. Het belangrijkste van deze is eene kroniek, die met het jaar 1202 een aanvang neemt en omstreeks den tijd van zijn dood (1237) eindigt. Zij behelst niet alleen de stichting van het klooster, maar ook vele bijzonderheden omtrent de Kruistogten en de oorlogen met de Saracenen in Syrië. Zij is door den hoogleeraar Matthaeus opgenomen in het derde deel zijner „Analecta” en ook door anderen uitgegeven. Die kroniek is vervolgd door Menco, den derden abt, die haar tot aan zijn sterfjaar (1273) heeft voortgezet.