Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Elatineae

betekenis & definitie

Elatineae is bij Endlicher de naam eener plantenfamilie uit de klasse der Guttiféren. Zij omvat kleine, eenjarige moerasplanten met tegenovergestelde bladeren, een 3tot 5-deeligen kelk, 3tot 5 bloembladen, afwisselend met de kelkslippen, terwijl er even of dubbel zooveel meeldraden als bloembladen zijn. Het vruchtbeginsel is 3-hokkig, — de vrucht eene doosvrucht, terwijl de zaden verstoken zijn van kiemwit. De geslachten zijn Elatine, Bergia en Merimea. — Tot eerstgenoemd geslacht behooren de soorten E. Alsinastrum en E. Hydropiper, beide kleine waterplanten van Midden-Europa.

Elayl Elayl, ook élaylgas, olievormend gas, zwaar koolwater stof gas, aetherine-gas, vinyl-gas en acetylwaterstof genaamd, draagt thans in de scheikunde gewoonlijk den naam van aethyleen. Het bestaat uit 2 verbindingsgewigten koolstof en 4 verbindingsgewigten waterstof, terwijl 1 volumen van dit gas bestaat uit 1 volumen koolstofdamp en 2 volumina waterstofgas. Dat gas werd in 1796 in Nederland ontdekt en ontving er den naam van olievormend gas, omdat het met chloorgas eene olieachtige verbinding vormt. Het bestaat in de natuur slechts in geringe hoeveelheid, — volgens Bischoff bepaaldelijk in de steenkolenmijnen. Het ontwikkelt zich echter in groote hoeveelheid bij de ontbinding van bewerktuigde, veel waterstofhoudende ligchamen, welke niet veel zuurstof bezitten, wanneer men ze onderwerpt aan eene drooge destillatie. Het bevindt zich derhalve in het steenkolengas en vooral in het gas, hetwelk bij drooge destillatie uit vet opstijgt. Hier is het evenwel vermengd met een aantal andere stoffen, doch men verkrijgt het in zuiveren toestand, wanneer men geconcentreerd zwavelzuur op alkohol laat werken. Volgens de methode van Mitscherlich laat men wijngeestdampen, die zich uit alkohol van 80°/o ontwikkelen, door zwavelzuur gaan, dat bij 165° C. kookt, en men zorgt, dat de temperatuur niet hooger klimt dan tot 170° C. De alkohol wordt dan in elayl of liever aethyleen en water ontleed, en het zwavelzuur blijft onveranderd.

Dit aethyleen is kleurloos, eigenaardig van geur, ongeschikt voor de ademhaling, en werkt zeer nadeelig op het ligchaamsgestel. Zijn soortelijk gewigt is 0,9852. Men kan het moeijelijk vloeibaar maken, want als dit bij — 75° C. geschiedt, behoeit het nog eene drukking van 4 of 5 athmosphéren, terwijl bij 1° C. eene drukking van 42 ½ athmospheer noodig is, om het vloeibaar te houden. Water neemt '/sste van zijn volumen aan aethyleen in zich op, — alkohol en aether het dubbele van hun volumen, — terpentijnolie en petroleum 2 ½ maal hun volumen, — olijfolie haar eigen volumen, — en eene verzadigde oplossing van keukenzout 10-maal haar volumen. — Aethyleen is zeer brandbaar en verbrandt met een heldere vlam tot water en koolzuur door zich met 3 volumina zuurstof te verbinden. Is het met zuurstof vermengd, dan ontploft het bij de nadering eener vlam of door eene electrische vonk met groot geweld. Maakt men het rood-gloeijend, dan verliest het de helft van zijn koolstofgehalte, en de kool scheidt zich af aan den wand van het vat, waarin zij verhit wordt, met zeer harde korsten (retorten-graphiet), terwijl er ligt koolwaterstofgas (mijngas) achterblijft. Deze ontleding ontstaat bij het ontbranden van het gas, en de vlam van aethyleen is derhalve brandend mijngas, waarin zich kool bevindt in een wit-gloeijenden toestand. Daardoor wordt de vlam schitterend.

Houdt men een koud voorwerp in de vlam, zoo scheidt de koolstof zich daarvan af, omdat de temperatuur hierdoor zoodanig verlaagd is, dat zij niet meer verbranden kan. Twee volumina chloorgas en 1 volumen aethyleen verbranden, zoo zij aangestoken worden, met eene roode vlam. Hierbij ontstaat chloorwaterstof, en de koolstof van het aethyleen wordt als roet afgescheiden. Vermengt men aethyleen met een dergelijk volumen chloorgas, dan ontstaat er eene olieachtige zelfstandigheid. Opslorping van aethyleen heeft plaats door antimoniumsuperchloride, alsmede door rookend of watervrij zwavelzuur, en dit laatste vormt daarmede aethionzunr. Verdunt men deze vloeistof, dan verkrijgt men door destillatie alkohol. Men heeft voorgeslagen, om op deze wijze alkohol te bereiden, zoodat men hiertoe niet langer graan zou behoeven,maar van bevoegde zijde wordt verzekerd, dat deze bereidingswijze te kostbaar is.

Het aethyleen speelt eene belangrijke rol in de geschiedenis der scheikunde, en langen tijd waren de gevoelens omtrent zijne zamenstelling zeer verschillend. De meesten kennen daaraan de formule toe C2 H4, terwijl Kolbe het beschouwt als eene waterstofverbinding van vinyl (C4 H3), alzoo als vinylwaterstof (C4 + H3 + H). Liebig en Regnault noemden het acetylwaterstof en aldehydène-waterstof.

De belangrijkste verbindingen metaethyleen zijn die met chloor, en men heeft hiervan 2 reeksen, van welke de eene substitutie-producten van aethyleen, — de andere verbindingen dezer substitutie-producten met 2 verbindingsgewigten chloor bevat. Zoo ontstaan de chloorkoolstoffen en chloorkoolwaterstoffen, van welke sommige belangrijk zijn voor het dagelijksch leven. In de verbindingen der eerste reeks worden 1, 2, 3, 4 atomen waterstof door 1,2,3, 4 atomen chloor vervangen, en zoo ontstaan chlooraethyleen, bichloor-aethyleen, trichloor-aethyleen en perchloor-aethyleen. In de tweede reeks vereenigt zich 1 verbindingsgewigt aethyleen met 2 verbindingsgewigten chloor tot aethyleenchlorure, en dan worden desgelijks 1, 2, 3,4 atomen waterstof door 1, 2, 3, 4 atomen chloor vervangen. Zoodoende ontstaan hier chloor-aethyleenchlorure en perchloor-aethyleenchlorure, — welk laatste niets anders is dan anderhalf-chloorkoolstof. — Het aethyleenchlorure is de olie der Hollandsche scheikundigen en wordt het best verkregen door aethyleen in een verwarmd mengsel van chloor of in chroomoxyde-chloride of antimoniumchloride te leiden en daarna te destilléren. Het is eene naar aether riekende, kleurlooze, zoetachtig smakende vloeistof, die bij 82c,5 C. kookt en door chloor in de volgende leden van dezelfde reeks overgebragt wordt. — Het chloor-aethyleenchlorure ontstaat door de werking van chloor in het zonnelicht op aethyleenchlorure en kookt bij 115° C., terwijl het bichlooraethyleenchlorure verkregen wordt door de werking van chloor op de voorgaande verbinding; het kookt bij 135° C.

Door nog meer chloor ontstaat trichloor-aethyleenchlorure, die bij 153°,8 C. kookt. Leidt men voorts chloorgas aanhoudend door kokend aethyleenchlorure of brengt men ehlooraethyl met overtollig' chloor in eene flesch, die aan liet zonnelicht is blootgesteld , dan verkrijgt men perchloor-aethyleenchlorure of anderhalf chloorkoolstof, eene verbinding, die zich vertoont in waterheldere, brooze kristallen, welke geen smaak hebben, naar kamfer rieken, bij gewone temperatuur vlugtig worden, bij 160°C. smelten en bij 182° C. koken. Gemelde kristallen zijn onoplosbaar in vrater, doch oplosbaar in alkohol, aether en vette oliën. Zij worden niet aangetast door ammoniak, zwavelzuur en salpeterzuur, maar metalen, in den damp van percliloor-aethyleenehlorure verwarmd, geven chloormetalen, onder afscheiding van kool. Baryt, strontiaan en kalk worden bij eene dergelijke behandeling onder vuur-verschijnselen in koolzuur, zout en chloorverbindingen veranderd, terwijl zich kool aischeidt.

Deze stof is voorheen onder den naam van Carbonium trichloratum meermalen tegen cholera aangewend. Het aethyleenchlorure, dat bij 21° C. kookt, gebruikt men als Aether anaestheticus Arcmi of Aransche aether als geneesmiddel, om op bepaalde plekken des ligchaams gevoelloosheid te doen ontstaan. Met bromium en iodium vormt aethyleen dergelijke stoffen als met chloor, doch deze zijn in het algemeen minder goed onderzocht. Het aethyleen gedraagt zich in zijne verbindingen als een zamengesteld radicaal, hetwelk tot de afdeeling der alkohol-radicalen behoort. Het verbindt zich met zuurstof tot aethyleen-aether, en met waterstof en zuurstof tot aethyleenalkohol, dat ook als gyeöl bekend is (zie aldaar).

< >