Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Eginhard

betekenis & definitie

Eginhard of Einhard, de schrijver eener levensgeschiedenis van Karel de Groote, was van afkomst een Duitscher en aanschouwde het levenslicht in de laatste regéringsjaren van Pepijn of in de eerste van Karel de Groote. Op jeugdigen leeftijd kwam hij aan het hof van laatstgenoemde en genoot er het onderwijs van Alcuïnus. Door zijne uitstekende gaven verwierf hij de gunst des Keizers, zoodat deze hem tot zijn geheimschrijver en tot opzigter der openbare gebouwen benoemde. Tot die, welke onder zijne leiding verrezen, behooren de brug te Mainz, de Keizerlijke paleizen te Ingelheim en te Aken, en de hoofdkerk in laatstgemelde stad.

Steeds vergezelde hij den Keizer en verliet hem slechts eenmaal, toen hij zich op diens last naar paus Leo (806) begaf. Na den dood van Karel de Groote schepte hij geen behagen in het woelig hofleven van Lodewijk, hoewel hij ook het volkomen vertrouwen van dezen bezat. Daarom betrok hij met zijne gemalin het buitenverblijf Mühlheim in het Odenwald, werd er in 826 tot priester gewijd en stichtte er in het volgende jaar het klooster Seligenstadt (in het groot-hertogdom Hessen). Hij werd er abt, nadat hij met zijne echtgenoote de overeenkomst gemaakt had, om elkander als broeder en zuster te beschouwen. Zij overleed in 839 en hij zelf in 847. De twee grafsteenen bevinden zich thans in de kapèl van het kasteel Erbach, daar de graven van Erbach (zie aldaar) zich afstammelingen van Eginhard noemen.

Zijn „Vita Caroli Magni”, voltooid in 820, is ongetwijfeld het beste biographische werk der middeleeuwen. Het werd zelfs als schoolboek gebruikt en is dientengevolge in talrijke handschriften bewaard gebleven. De beste uitgaven zijn die van Pertz in de „Monumenta Germaniae historica (dl 2)”, en die van Ideler (1839, 2 dln). Een ander belangrijk werk van Eginhard, getiteld „AnnaIes regum Francorum Pippini, Caroli Magni, Hludovici imperatoris”, loopt van 741 tot 829 en bevat van 788 af het werk van Eginhard, terwijl het in alle opzigten de overige „Annales” der middeleeuwen overtreft. Ook deze zijn in genoemde „Monumenta” opgenomen. Voorts bestaan van hem 62 „Epistolae”. Eene uitgave zijner gezamenlijke geschriften met eene Fransche vertaling is bezorgd door Teulot (1840—1843, 2 dln).

Volgens de overlevering was zijne gemalin Emma eene dochter van Karel de Groote. Er wordt bijgevoegd, dat er bij het ontstaan van hunne teedere betrekking gedurende eene geheime nachtelijke zamenkomst der minnenden sneeuw was gevallen, die de voetstappen van den minnaar had kunnen verraden, zoodat Emma hem op haren rug over het binnenplein droeg. De Keizer aanschouwde toevallig door een venster dit tooneel en was verstandig genoeg om het romaneske paar door den huwelijksband te vereenigen. Dit verhaal heeft stof geleverd aan onderscheidene Duitsche dichters en prozaschrijvers, en is in het Nederlandsch behandeld door Jacob Cats.

< >