Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Eerlijkheid

betekenis & definitie

Eerlijkheid komt daarin overeen met regtvaardigheid, dat zij zich beijvert, ieder het zijne te geven en zich niets toe te eigenen , wat aan een ander toekomt, — en daarin met opregtheid, dat zij in daden, woorden of gebaren nooit iets anders te kennen geeft, dan het hart meent. Wie op deze wijze de regtvaardigheid en de opregtheid betracht wordt eerlijk genoemd. Daar eerlijkheid zooveel omvat, is zij ongetwijfeld eene van de belangrijkste maatschappelijke deugden. Eerlijkheid in de eerste beteekenis vordert men bepaaldelijk van dienstboden, en in het algemeen van hen, aan wie wij onze belangen toevertrouwen, — eerlijkheid in de tweede beteekenis van onze vrienden en van allen, met wie wij verkeeren.

Die deugd in beide beteekenissen, dus in haren vollen omvang, bij onze kinderen te ontwikkelen, is eene zaak van het hoogste gewigt. Niet eerlijk te wezen is bovenal eene schande voor den vrijen man, die te zeer zijne waarde gevoelen moet, om zich aan oneerlijkheid schuldig te maken. Toch zijn er slechts weinigen, die zich door eene onverbiddelijke stiptheid op het punt van eerlijkheid onderscheiden, — velen toch zijn oneerlijk uit zucht tot navolging, uit onbedachtzaamheid of uit gemakzucht. Weinigen volgen het voorbeeld van den officier, die op 's lands bureau, bij hem aan huis aanwezig, een eigen inktkoker plaatste, om daaruit te stippen, wanneer hij particuliere brieven schreef.