Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Regtvaardigheid

betekenis & definitie

Regtvaardigheid, zegt Justinianus, is het hoogste regt in practijk te brengen door eerlijk te leven, een ieder het zijne te geven, en niemand te beleedigen. De regtvaardigheid moet het regt beheerschen; de openbaring van de beginselen omtrent de regtvaardigheid uit zich in het bestaand regtsgevoel, dat bij minder beschaafde natiën opgenomen wordt in de regtspraak, en bij de beschaafde natiën, die onder eene positieve wetgeving leven, beligchaamd wordt in de wetten. Onder de werking van het geschreven regt is het niet meer de taak van den regter, in zijne vonnissen de regtvaardigheid te betrachten; het oordeel daarover in iederen strijd tusschen partijen, die aan zijne beslechting wordt onderworpen, is hem ontnomen door de wet; hij mag alleen regtspreken volgens de wet, en mag zelfs hare deugdelijkheid en innerlijke waarde niet beoordeelen, maar alleen haar toepassen op het voorhanden geval, zoodat nu pas, in deze ontwikkelingsperiode van de maatschappij, de uitspraak kan geboren worden : „dat het hoogste regt kan zijn het hoogste onregt". Zie Billijkheid.