Eerens (Dominique Jacques de), geboren te Alkmaar den 17den Maart 1781, trad 17 jaar later als soldaat in Nederlandsche dienst, klom spoedig op, nam in 1800 en 1801 deel aan de veldtogten in Duitschland, en werd er op het slagveld door generaal Dumonceau tot luitenant bevorderd. In 1805 werd hij 1ste luitenant der garde van koning Lodewijk, alsmede ridder van de orde der Unie, in 1809 luitenant-kolonel, zag zich in 1810 geplaatst in Fransche dienst bij het 1ste regiment tirailleurs der Keizerlijke garde en benoemd tot ridder van de orde der Réunie, vervolgens tot ridder van het Legioen van Eer, en in 1812 tot chef van den staf van de 2de divisie infanterie van de Keizerlijke garde. Steeds nam hij deel aan den oorlog, zoodat hjj van 1803 tot 1815 niet minder dan 10 veldslagen bijwoonde, terwijl hij zich door menige dappere daad onderscheidde.
In 1814 werd hij kolonel in Nederlandsche dienst en ontving in 1815 eene aanstelling tot generaal-majoor. In 1819 werd hij commandant van Noord-Brabant en ridder der Militaire Willems-orde 3de klasse, in 1826 luitenant-generaal en inspecteur der infanterie, in 1829 ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw en directeur-generaal van Oorlog, en in 1831 commandeur der orde van den Nederlandschen Leeuw.
In 1834 werd de Eerens benoemd tot luitenant-gouverneur-generaal van Nederlandsch Indië. In 1836 aanvaardde hij er het hoogste gezag, en overleed op Buitenzorg den 30sten Mei 1840. Daar hij een grooten ijver aan den dag legde en welvaart en wetenschap zocht te bevorderen, wordt zijn bestuur aldaar zeer geroemd.