Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Draad

betekenis & definitie

Draad vervaardigt men — behalve van plantenvezels (zie Garen) — van alle rekbare metalen, bepaaldelijk van ijzer, staal, koper, messing, tombak, argentaan, zilver en goud. Het is meestal rond, en als het eene andere gedaante heeft, noemt men het gefatsoeneerd.

Goed draad is glad en overal even dik. Die dikte bedraagt in het algemeen voor de grofste soorten 12 en voor de fijnste 0,2 Ned. streep. Intusschen gebruikt men ook zilverdraad van 0,04 Ned. streep. De dikte wordt door middel van een draadplaatje (wire-gauge) met insnijdingen van verschillende wijdte in den rand, of door een draadpasser, tusschen wiens korte beenen het draad geklemd wordt, terwijl zich tusschen de lange een graadboog bevindt, enz. bepaald. Het draadtrekken geschiedt door metalen staven door trechtervormige gaten te halen, die in eene stalen plaat zijn geboord, zoodat het metaal de dikte verkrijgt, die met het naauwste gedeelte van zulk een gat overeenkomt. Eerst haalt men de staaf door een gat, hetwelk weinig van haren omvang verschilt en daarna telkens door kleinere gaten, totdat het draad den gewenschten omvang verkregen heeft. Daar zulk eene trekplaat zeer hard moet zijn, heeft men voor zeer dun draad ook wel trekgaten door edelgesteenten — vooral door robijnen — geboord.

De vereischte trekkracht is afhankelijk van de hardheid van het metaal, van het verschil tusschen de grootte van het gat en de dikte van den draad, van de dikte van den draad in het algemeen, van de snelheid, waarmede getrokken wordt, alsmede van de gedaante en de gladheid van het gat. Het draad wordt bij het trekken zamengeperst en hierdoor soortelijk zwaarder, — een en ander vermindert echter door eene daarop volgende gloeijing. — Het trekken geschiedt door ruktangen, die het draad aanvatten en een eind voortrukken, het daarna loslaten, om het draad dan weder nabij de opening te grijpen en wederom een eindweg voort te rukken, — of door sleeptangen, die het draad over zijne geheele lengte op eenmaal door het gat halen. De eerste zijn echter weinig meer in gebruik, daar zij indrukken of tangknepen op het draad achterlaten en een ongelijkmatigen gang hebben. — Dun draad wordt, zoodra het uit de opening te voorschijn komt, aan een trekschijf of trekrol gehecht, die bij eene omwentelende beweging het draad verder uit die opening trekt. De geheele toestel draagt den naam van trekbank. — IJzerdraad wordt voorts veelal vervaardigd door middel van gegroefde rollen.

Men heeft namelijk 3 gegoten ijzeren cylinders met rondom doorloopende insnijdingen ten getale van 12 of 14, die achtervolgens in wijdte afnemen. Zij zijn vierkant, behalve de voorlaatste die ovaal, en de laatste die cirkelvormig is. De grootste heeft eene middellijn van 25, de kleinste van 7 Ned. streep. De pletrollen zelve zijn 45 tot 60 Ned. duim lang en 20 tot 22 Ned. duim dik en volbrengen 250 omwentelingen in eene minuut. IJzeren staven van 25 Ned. streep in ’t vierkant worden in een vlam-oven gloeijend gemaakt en doorloopen achtereenvolgens tusschen die rollen de verschillende groeven. Hierdoor veranderen zij in draad met eene middellijn van 7 Ned. streep, hetwelk nu door 2 gaten getrokken, gegloeid, weder door 2 gaten getrokken, nogmaals gegloeid en door 4 gaten getrokken, ten derden male gegloeid en dan op de verlangde fijnte getrokken wordt.

Men vervaardigt voorts echt zilverdraad geheel van zilver, echt gouddraad van zilver, met eene dunne goudlaag bedekt, en valsch zilver- en gouddraad van koper, door eene dunne zilver- of goudlaag omgeven. Bij het trekken verdeelt zich die laag over de geheele oppervlakte van het draad. Als men dun platina-draad in zilver hult en daarna trekt, kan men, door het zilver in sterk water op te lossen, platina-draad van verbazende fijnte verkrijgen. Gecementeerd draad noemt men koperdraad, hetwelk uitwendig met zink verbonden is en hierdoor het voorkomen van goud verkrijgt.

De kunst, om dunne metaaldraden te maken, is zeer oud. Reeds in 1351 vindt men draadtrekkers te Augsburg vermeld. In 1360 bestond te Nürnberg, in 1447 te Breslau en in 1506 te Zwickau een draadmolen, — en in 1592 vervaardigde Friedrich Hagelsheimer, genaamd Held, te Nürnberg het fijnste goud- en zilverdraad voor wevers en borduursters.