Dongola noemt men op het gebied der oude geschiedenis de tegenwoordige Egyptische provincie Nubië, doch heden ten dage geeft men dien naam (Dar Dongola of Dongola-land) aan het middelste gedeelte van dat gewest, waar de Nijl over eene lengte van 30 geogr. mijl een breed en ongemeen vruchtbaar dal vormt. De bewoners, ten getale van 60000, heeten Dongolawi’s en onderscheiden zich door eene gebronsde huidkleur, edele gelaatslijnen en een schoonen ligchaamsbouw; zij zijn met Arabieren en Turken vermengd, belijden de Mohammedaansche godsdienst, en leven er in verdrukking en armoede. Dit gewest behoort tot Egypte, en de zetel van den Pasja is Nieuw-Dongola, eene bloeijende plaats met 6000 inwoners op den linkeroever van de Nijl.
Het oude Dongola, 16 geogr. mijl hooger en op den regteroever der rivier gelegen, was weleer eene aanzienlijke plaats, maar thans een ellendig dorp. Niet ver van Nieuw-Dongola bevindt zich het vruchtbare eiland Argo, waar men oud-Aethiopische en Egyptische oudheden aantreft.
