Desroches (Jan), een Nederlandsch oudheidkundige, geboren te ’s Hage in 1740, onderscheidde zich reeds vroeg door zijne leergierigheid, werd te Antwerpen hulponderwijzer bjj een Hoogduitschen priester en volgde dezen op als hoofdonderwijzer. Inmiddels legde hij zich toe op de Latijnsche taal, alsmede op de geschiedenis en oudheden van België, en zijne hierover opgestelde en aan de Académie van Wetenschappen te Brussel toegezondene verhandelingen waren oorzaak, dat hij in 1739 benoemd werd tot lid der commissie, belast met de keuze van schoolboeken in de Oostenrijksche Nederlanden.
Toen deze Académie in 1776 tot eene Keizerlijk-Koninklijke verheven werd, aanvaardde Desroches er de betrekking van vasten secretaris, welke hij waarnam tot aan zijn overlijden op den 20sten Mei 1787. Deze verdienstelijke man, die alles aan zijne eigen ontwikkeling te danken had, schreef, behalve een 3-tal verhandelingen in de werken der Brusselsche Académie, een „Epitome historiae Belgicae in usum scholarum (1783, 2 dln)”, — en eene „Histoire ancienne des Pays-Bas autrichiens (1784)”, welke laatste echter wegens zijn overlijden onvoltooid is gebleven.