Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Despoot

betekenis & definitie

Despoot en Despotismus zijn woorden, afkomstig van het Grieksche dtoTcórijq (gebieder, gezaghebber, onbeperkte meester). Het despotismus is volgens Aristóteles die soort van alleenheerschappij (monarchie), welke hoofdzakelijk het voordeel van den gezaghebber beoogt, en vele leeraars in het staatsregt hebben deze bepaling behouden.

Montesquieu daarentegen beschouwt het despotismus als niet alleen in de practijk, maar ook in beginsel van de monarchie onderscheiden. Deze, zegt hij, heeft men daar, waar één persoon naar vastgestelde wetten heerschappij voert, — en despotismus daar, waar de alleenheerscher zonder wetten naar luim en willekeur regeert. Alzoo zou men despotismus eene onbeperkte (absolute) monarchie kunnen noemen.

In den jongsten tijd nadert men weder tot Aristóteles, doordien men de onbeperkte alleenheerschappij met den naam van absolute monarchie of absolutismus bestempelt, en de woorden despotisch en despotismus veelal gebruikt van den geest, waarin de onbeperkte alleenheerschappij wordt toegepast. Men spreekt alzoo van despotismus, wanneer de absolute beheerscher zijn door geenerlei wet gebonden welbehagen ook niet beperkt door redenen van zedelijken aard, door eerbied voor de welvaart van het algemeen of voor de regten van anderen, maar vrij spel geeft aan zijne luimen, ten einde het voordeel of genot van hem zelven en van zijne gunstelingen te bevorderen.

De leus van het despotismus is „L’état c’est moi!” In de constitutionéle monarchie heeft men staatsburgers, in de absolute onderdanen, doch bij het despotismus enkel slaven. Het is blijkbaar, dat het absolutismus ieder oogenblik in despotismus kan veranderen. Elke despotieke heerschappij is eene absolute, maar een absoluut monarch behoeft geen despoot te wezen. Noemt men de regéringsmethode van Frederik II en Jozef II een „verlicht despotismus”, dan wil men hierdoor aantoonen, dat een wijs bestuur in eene absolute monarchie niets anders is dan eene zeer onzekere gunst van den monarch, die reeds in een volgend oogenblik plaats kan maken voor hoogst willekeurige en onregtvaardige daden. Het is trouwens bekend, dat genoemde 2 vorsten de maatregelen, die zij ten nutte des volks oirbaar rekenden, op eene despotieke wijze durfden doorzetten.

< >