Onder dezen naam vermelden wij:
Hendrik Duval, graaf van Dampierre, een Oostenrijksch veldheer. Hij werd geboren omstreeks het jaar 1560 in het bisdom Metz, diende eerst keizer Rudolf II in Hongarije en Siebenbürgen onder Basta en Ludwig Ragoczy, overwon in 1604 Bethlen Gabor, werd echter kort daarna door Stephan Bocskay uit Siebenbürgen verdreven, en verdedigde in 1605 met uitstekende dapperheid, maar te vergeefs de vesting Gran tegen de Turken. Daarna werd hij tot overste bevorderd en bewees groote diensten in den oorlog tegen de Venetianen. Gedurende den Boheemschen opstand in 1618 veroverde hij met eene zaâmgeraapte bende Bistritz en ontzette Budweis, doch moest tevens terugtrekken. In het volgende jaar behaalde hij met Buquoi en Wallenstein eene zegepraal op Ernst von Mansfeld, zoodat Weenen bevrijd werd van een dreigend gevaar, doch werd bij Wistritz naar Moravië teruggeworpen. In 1620 werd hij uitgezonden met 10.000 man om Bethlen Gabor te bestrijden, en sneuvelde op den 9den October bij een vermetelen aanval op Preszburg.
August Henri Marie Picot de Dampierre, generaal der Fransche Republiek. Hij werd geboren te Parijs den 19den Augustus 1756, zag zich als luitenant bij de garde geplaatst en in 1791 als adjudant bij den maarschalk Rochambeau, klom weldra op tot kolonel van het 5de regiment dragonders en nam deel aan den oorlog van 1792. Na het gevecht van Valmy werd hij divisie-generaal, en zijn moedige aanval op de Oostenrijksche verschansingen bij Jemappes droeg niet weinig bij tot de overwinning der Franschen. In 1793 bevond hij zich met 15.000 man in de nabijheid van Maastricht, om de belegering te dekken, en werd er door een overmagtig Oostenrijksch leger bij Aldenhoven aangegrepen en tot Luik teruggeworpen. In den rampspoedigen slag bij Neerwinden (18 Maart 1793) voerde hij bevel over het centrum. Na den afval van Damouriez ontving hij het opperbevel over het gedemoraliseerde leger, hetwelk tot 30.000 man verminderd was. Toch moest hij, op last van de commissarissen der Conventie, aanvallenderwijze handelen. Zonder eenige vrucht streed hij bij Quiévrain den 6den Mei 1793 tegen de Verbondene Mogendheden, verloor er door een kanonskogel een been, en overleed 2 dagen daarna.