Creool, afkomstig van het Spaansche woord criollo, beteekent in het algemeen iemand, die in een of ander land gesproten is uit een ras, hetwelk aldaar niet tehuis behoort. Zelfs noemt men in Noord-Amerika een aldaar geboren Neger een Creool. Vooral echter geeft men in de koloniën in Amerika, Afrika en Azië den naam van Creolen aan hen, die aldaar uit Europésche ouders gesproten zijn, hoewel zij in Brazilië den naam van Brasileiros dragen. Zij onderscheiden zich naar ligchaam en geest van de Blanken, die in Europa het levenslicht hebben aanschouwd.
De Spaansche Creool is middelmatig groot van gestalte, flink gebouwd en heeft een aangenaam gelaat. De mannen zijn veelal mager en hebben zwart haar, een zwarten baard en donkere, levendige oogen, — en de vrouwen onderscheiden zich door kleine handen en voeten, zwart haar, donkere, vurige oogen, fraaije tanden, een zwevenden tred en eene ongemeene bevalligheid. Hare gelaatstrekken zijn echter zelden regelmatig, hare wangen • bleek, en zij worden weldra gezet en oud. De Spaansche Creool is dapper, gastvrij, hoffelijk en vriendelijk, doch tevens geneigd tot zinnelijk genot en lediggang, naijverig en hebzuchtig. De geschiedenis der Staten van Zuid- en Midden-Amerika bewijst, dat eene bevolking van Creolen weinig geschikt is, om den weg van politieken vooruitgang te bewandelen.