Coördinaten noemt men in de analytische geometrie 2 of 3 bij elkander behoorende grootheden, waardoor men de plaats van een punt kan bepalen. Die van een punt in een vlak wordt vastgesteld door haren afstand van 2 regte lijnen, die — doorgaans onder een regten hoek — elkander snijden en assen van coördinaten worden genoemd. De coördinaten nu zijn de lijnen, die evenwijdig aan deze assen uit dat punt naar die assen worden getrokken. De eene as heet men dan die der abscissen en de andere die der ordinaten.
Het snijpunt der assen is het beginpunt der coördinaten. Ook kan men de plaats van een punt op een vlak bepalen door eene regte lijn en een vast punt op deze, wanneer men die beide punten vereenigt en tevens de grootte van den hoek opmerkt, gevormd door die vereenigingslijn met de gegevene lijn. In dit geval dragen de bepalende gegevens den naam van hoekcoördinaten. — Een punt in de ruimte wordt bepaald door 3 vlakken, welke elkander snijden en wier ligging als bekend wordt aangenomen. Doorgaans staan zij loodregt op elkander. Hun gemeenschappelijk snijpunt is het beginpunt der coördinaten. Ook bepaalt men die plaats door middel van één vlak met eene lijn in dat vlak en een punt op die lijn. De aard eener kromme lijn van enkele kromming wordt aangewezen door eene formule, die de verhouding harer coördinaten uitdrukt, en de aard eener kromme lijn van dubbele kromming door 2 vergelijkingen tusschen 3 coördinaten, en eindelijk de aard van een vlak door eene vergelijking tusschen 3 bij elkaar behoorende coördinaten.