Conti is de naam van eene jongere zijlijn van het huis Condé (zie aldaar), tot dat der Bourbons behoorende. Merkwaardige personen van die familie zijn: François van Conti, tweede zoon van Louis I, prins van Bourbon-Condé. Hij werd geboren in 1558 en in de Protestantsche leer opgevoed, doch omhelsde in den St. Bartholomaeus-nacht de R. Katholieke godsdienst. Na den dood van Hendrik III had hij aanspraak op den troon, doch daar hij gebrekkig ter spraak was, gaf men de voorkeur aan zijn jongeren broeder, den cardinaal van Bourbon. Hendrik IV benoemde hem tot staatsraad en tot gouverneur van Parijs; hij overleed in 1595. — Louise Marguerite van Lotharingen, prinses van Conti, gehuwd met den voorgaande en na diens overlijden met Bassompierre. Toen deze in de Bastille werd opgesloten, moest zij zich naar hare goederen begeven. Zij schreef „Histoire des amours de Henri IV (1664)”, en „Histoire des amours du grand Alexandre (Leiden, 1663 en later)”, en overleed in 1632. — Armand van Bourbon, prins van Conti, een broeder van den grooten Condé, den stichter van eene nieuwe lijn der Conti’s. Hij was oorspronkelijk bestemd voor den geestelijken stand, maar zocht lauweren in den oorlog, werd in 1650 met den hertog de Longueville gevangen genomen en in 1651 weder op vrije voeten gesteld. Hij vereenigde zich voorts met zijn broeder tegen het Hof, maar onderwierp zich weldra aan den cardinaal Mazarin en huwde met diens nicht Anna Maria Martinozzi. In 1655 voerde hij bevel in Catalonië, werd daarna grootmeester van het Koninklijk huis, nam deel aan den oorlog in Italië, zag zich in 1660 benoemd tot gouverneur van Languedoc, en overleed den 21sten Februarij 1666. — Louis Armand, prins van Conti, graaf van Pézenas. Hij was de oudste zoon van den voorgaande, werd geboren den 4den April 1661, trad in het huwelijk met Maria Anna van Bourbon, de gewettigde dochter van Lodewijk XIV en van de hertogin de la Vallière, streed in Hongarije tegen de Turken, onderscheidde zich bij de belegering van Neuhausel, en overleed te Fontainebleau den 5den November 1685. — François Louis, prins van Boche-sur-Von et Conti, geboren den 30sten April 1664.
Hij was een jongere broeder van den voorgaande, vergezelde dezen naar Hongarije, stelde zich vervolgens onder de bevelen van den grooten Condé en behaalde in de Nederlanden, bepaaldelijk bij Steenkerke en Neerwinden, zulk een roem, dat hij na den dood van Sobiéski (1697) tot Koning van Polen gekozen werd. Hij moest echter wijken voor Augustus II van Saksen, den candidaat zijner tegenstanders. In 1703 betrad hij in Italië nogmaals het oorlogstooneel, en overleed den 22sten Februarij 1709. — Louis François, prins van Conti, een kleinzoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 13den Augustus 1717, woonde onderscheidene veldtogten bij, werd groot-prior der Maltézer orde, en overleed den 2den Augustus 1776. — Louis François Joseph, prins van Conti, eenige zoon van den voorgaande en van Louise Diane van Orléans. Hij werd geboren den 1sten September 1734, streed in Duitschland en ondersteunde het volk tegen de regéring.
Gedurende de Omwenteling werd hij voor de revolutionaire regtbank gedaagd, eerst vrijgesproken, doch na den 18den Fructidor verbannen. Hij was de laatste mannelijke telg van het huis Conti en overleed te Barcelona in 1807. — Stéphanie Louise, prinses van Conti, de onechte, later gewettigde dochter van den voorlaatste (Louis François). Zij werd geboren den 30sten Junij 1756. In hare jeugd noemde men haar bij letteromzetting Mort-Cair-Zain, en kort vóór den tijd, waarop zij gewettigd werd, huwde zij in eene kleine stad met een ellendeling, van wien zij eene gruwelijke behandeling verduren moest, totdat eindelijk de echt ontbonden werd. Zij verhaalt hare lotgevallen in hare „Mémoires historiques (1797)”, en Göthe vond daarin de stof voor zijne „Natürliche Tochter”.