Codificatie. Het regt wordt geboren uit de gewoonte der burgers, om bij de meest voorkomende handelingen, die van invloed zijn op den toestand van hun persoon en van hun vermogen, zekere vormen in acht te nemen, en aan die handelingen zelve zekere vaste gevolgen te verbinden. Bij geschillen over dergelijke onderwerpen neemt de regter in zijne uitspraken de bestaande gewoonten in acht, en handhaaft en bestendigt ze alzoo.
Die vonnissen worden aldus zelve eene nieuwe bron van regt; de ingezetenen en de regter nemen ze bij later voorkomende gelegenheden als rigtsnoer aan. De regter vervult tegelijkertijd nog de taak van wetgever. De behoefte aan geschreven regt begint zich hoe langer hoe sterker te openbaren; de vereeniging van regtspraak en wetgeving in ééne hand wordt hinderlijk voor het toenemend verkeer in de maatschappij, en belemmert de ontwikkeling der vrijheid van het individu.
In de 13de, 14de en 15de eeuw werden in Europa verscheidene hoofdonderwerpen van het regt geregeld bij ordonnantiën; de wet wordt voor die onderwerpen op den duur de hoofdbron van het regt. Zoo vinden we onderscheidene deelen van het publiek en privaatregt in afzonderlijke wetten, publicatiën, ordonnantiën. statuten, handvesten en keuren behandeld. Die behandeling is geheel occasioneel; van tijd tot tijd, naarmate de behoefte daartoe dringt, regelt de wet een nieuw onderdeel van het regt. Een groot gebrek van deze wijze van wetgeven is, dat er geen systeem in de wetten komt: ’t verschil in de beginselen, veranderlijk naar tijd en behoeften, waarvan de wetgevers uitgaan, brengt mede, dat het verband der deelen blijft ontbreken; dat er strijd, duisterheid en derhalve onzekerheid des regts in de wetten bestaan. Naarmate het aantal wetten toeneemt, wordt de chaotische verwarring grooter. Nu begint men de verschillende wetten, die betrekking hebben op dezelfde matérie van het regt, te schiften, te zuiveren, te vereenigen in de beginselen, waarop zij rusten, en bijeen te voegen in eene algemeene wet of in een wetboek, (zie Code), — en die werkzaamheid van den wetgever noemt men codificatie. Het is natuurlijk, dat het codificéren, zooals alle pogingen om eenheid, orde en vastheid in de verschijnselen der maatschappij te brengen, het meest voorkomt in die perioden der geschiedenis, waarin het een magtig vorst gelukt, om meer dan één land onder zijne alleenheerschappij te brengen. Zoo is het Romeinsche regt gecodificeerd onder de Keizers; vooral Justinianus heeft aan dit werk op verdienstelijke wijze zijne krachten besteed.
De codificatie van het hedendaagsche publiek en privaatregt dateert sinds de regering van Napoleon I. Zijne Codes hebben in de meeste beschaafde Staten van Europa en van Amerika tot een navolgingswaardig voorbeeld gediend. Men heeft de voordeelen der codificatie wel eens te hoog geschat, en bij het vaststellen der wetboeken diensvolgens soms gehandeld, alsof alle strijd, duisterheid en onvolkomenheid in de wetten vermeden en op den duur afgesneden konden worden. Men beproefde om alles in de wetten te regelen; om alle gevallen, die zich konden voordoen, te voorzien en vooraf te beslissen. De wetten kregen daardoor een laakbaren en nadeelig werkenden om vang: de bron van het kwaad, dat men wilde opheffen, werd daardoor juist gevoed. De wetgever moet zich in zijne uitspraken beperken tot het stellen van principes, vervat in een krachtigen, duidehjken, kernachtigen, eenvoudigen stijl. Helderheid en kortheid zijn de eerste vereischten eener wet. Zij kan niet afdalen in bijzonderheden, zonder schade te doen aan haar eigen doel; het bevorderen der regtszekerheid. Handelt de wetgever anders, dan maakt hij zich schuldig aan de schadelijke dwaling, dat de wet voor alle volgende tijden niet de hoofd-, maar de éénige bron van ’t regt kan en moet zijn.
Het nadeel der codificatie doet zich dan ook sterker gevoelen, dan noodig is. De codificatie namelijk incorporeert het regt in de wetten, en geeft daaraan vastheid, maar tevens eene onbuigzaamheid en duurzaamheid voor korteren of langeren tijd, die voor de ontwikkeling des regts nadeelig is. Worden de wetten en wetboeken niet tijdig herzien en in overeenstemming gebragt met het standpunt van ontwikkeling, waartoe het regt zich inmiddels heeft verheven, dan ontstaat er eene botsing, een strijd tusschen het regt, zooals het leeft in het bewustzijn der ingezetenen, en het regt, dat in de wet is geschreven. Daarom moet de wetgever naast de wet ruimte laten voor de andere bronnen van het regt; de regtspraak, de wetenschap van de beoefening van het regt en de gewoonte. Het gecodificeerde regt is van zelf vast, onbuigzaam; het wordt ligt verouderd; het regt buiten de wet is veranderlijk naar de toestanden en de behoeften der maatschappij; het ontwikkelt zich en wordt onophoudelijk op nieuw gevormd. Om aan die behoefte, dat het nieuw geboren regt in overeenstemming moet gebragt worden met het gecodificeerde regt, te voldoen, vaardigden de Romeinsche Keizers de Novellen. uit. In deze eeuw zijn de hoofdonderdeelen van het regt bij alle beschaafde natiën gecodificeerd geworden in Grondwetten, wetboeken van burgerlijk-, handels-, strafregt, en andere. Eene der jongste Codificaties in ons Land is die der wetten op de grondbelasting in de wet van 26 Mei 1870 (Stb. 82).