Clementi. Onder dezen naam vermelden wij:
Prospero de Clementi, eigenlijk Prospero Spani, een Italiaansch beeldhouwer en bouwmeester uit Reggio. Hij was de leerling van zijn oom Bartolomeo Spani, vormde zich verder te Rome, keerde als een uitstekend kunstenaar in zijne geboortestad terug en overleed in 1584 in hoogen ouderdom. Tot zijne belangrijkste kunstwerken behooren: „De tombe van den heiligen Bernardo delli Uberti in de hoofdkerk te Panna, — het gedenkteeken van den regtsgeleerde Bartolomeo Prati in dezelfde kerk, — het bronzen standbeeld van den verrezen Verlosser aldaar, — de standbeelden van geloof en liefde in den dom te Carpi, — de sarcophaag van den bisschop Giorgio Andreasi te Mantua enz. Clementi bezat de grootsche eenvoudigheid van Michele Angelo, welke van eene ijverige studie der antieken getuigt, en wist aan zijn werk tevens eene groote mate van bevalligheid te verleenen.
Muzio Clementi, een uitstekend klavierspeler en componist, ja, den grondlegger van eene nieuwe methode voor het klavierspel. Hij werd geboren te Rome in 1752, openbaarde reeds vroeg grooten aanleg voor de muziek en was bij een grondig onderwijs na verloop van 9 jaar zoo ver, dat hij eene betrekking van organist kon aanvaarden. Zijn leermeester in de compositie was Carpini, en in het gezang Santarelli. Op 14-jarigen leeftijd oogstte hij door eene mis, die hij zelf gecomponeerd had, grooten bijval, en zijn klavierspel wekte de opmerkzaamheid van een Brit, Beckford genaamd, die hem met zich nam naar Engeland. Nadat hij hier tot aan zijn 18de jaar den tijd had doorgebragt, trad hij te Londen op in het openbaar en betooverde allen, die hem hoorden, door zijn vaardig spel en zijne fraaije compositie. Niet minder bijval oogstte hij op eene kunstreis te Parijs en te Weenen, waar hij voor keizer Jozef II met Mozart het klavier bespeelde.
Nadat hij het heerlijk spel van laatstgenoemden meester gehoord had, zocht hij zich nog meer te volmaken. Daarna begaf hij zich naar Londen, verzamelde er door concerten en door onderwijs een aanzienlijk vermogen en stond weldra aan het hoofd van een muziekhandel en piano-fabriek. Tot zijne voornaamste leerlingen behooren, J. B. Cramer en John Field. Met laatstgenoemde deed hij eene kunstreis door een groot gedeelte van Europa, en kwam in 1810 weder te Londen, alwaar hij zich met kracht op de compositie toelegde. Hij schreef symphonieën, een „Gradus ad Parnassum (een uitstekend studiewerk)”, vertoefde eenigen tijd te Leipzig, componeerde nieuwe symphonieën, en ging toen weder naar Londen, waar hij den 9den Maart 1832 overleed. Tot zijne werken behooren onder anderen 106 sonaten, 24 walsen en 12 montferrines.