Claudianus. Onder dezen naam vermelden wij:
Claudius Claudianus, een Romeinsch dichter uit Alexandria in Egypte. Hij begaf zich in het jaar 390 na Chr. naar Rome. Zelf was hij van Romeinsche afkomst en verkeerde aan het Keizerlijk Hof te Ravenna met de aanzienlijkste mannen. Bovenal genoot hij de gunst van Stilicho, die hem met waardigheden bekleedde en op het Forum Trajani een standbeeld voor hem oprigtte. Het jaar van zijne geboorte en van zijn overlijden is niet naauwkeurig bekend. Hij was ongetwijfeld de beste Latijnsche dichter van zijn tijd en de laatste van het ten ondergang neigende Rome.
Wij kennen van hem herderszangen, puntdichten, brieven, lof- en hekeldichten. Zijn voornaamste stuk is de „Raptus Proserpinae (Schaking van Proserpina)”, een onvoltooid heldendicht in 3 boeken. Voorts noemen wij zijne „Gigantomachia (Reuzenstrijd)”, die door velen echter voor eene vertaling uit het Grieksch wordt gehouden, terwijl men betwijfelt of deze wel van Claudianus afkomstig is. Van geschiedkundig belang zijn de werken: „De bello Gildonico”, eene beschrijving der krijgstoerustingen van Honorius tot een oorlog tegen de Moorsche vorsten, — en „De bello Getico”, een verslag van de overwinning, door Stilicho op de Gothen behaald. Van zijne gedichten worden „In nuptias Honorii et Mariae”, „Fescennia” en „Idyllia” het meest geroemd. Behalve de uitgave van Barnabas Celsanus (1682), noemen wij die van Nicolaas Heinsius (Leiden, 1665), en die van Petrus Burmannus (Amsterdam, 1760).