Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Claudius

betekenis & definitie

Claudius. Van de vermaarde Romeinen van dien naam vermelden wij nog:

Tilérius Claudius Nero, Romeinsch Keizer, zie Tibérius.

Claudius of liever Tibérius Claudius Drusus Nero Germanicus, den 4den Romeinschen keizer (41—54 na Chr.). Hij was een zoon van Nero Drusus, een neef van keizer Tibérius, een kleinzoon van den praetor Tibérius Claudius Nero en een jongere broeder van Drusus Germanicus, met wien hij den naam van Germanicus aannam, omdat hun vader de Germanen overwonnen had. Hij werd in het jaar 9 vóór Chr. te Lugdunum (Lyon) geboren, en hoewel hij uitstekend begaafd was naar ligchaam en geest, zorgde men volstrekt niet voor zijne opvoeding. Zijne naaste bloedverwanten behandelden hem als een onnoozele, en Calígula bekleedde hem met eenige staatsambten om een voorwerp te hebben voor zijn spotlust. Daar hij de groote geldsom, voor de priesterlijke waardigheid en het consuls-ambt vereischt, niet kon betalen, verkocht hij in het openbaar al zijne goederen. Na den dood van Calígula werd hij onverwacht tot den troon geroepen. Bij het gerucht, dat genoemde Keizer vermoord was, had hij zich in het paleis verborgen, maar een praetoriaansch soldaat haalde hem uit zijn schuilhoek te voorschijn, en terwijl de Senaat op het Capitool beraadslaagde over de herstelling der gemeenebestelijke vrijheid, werd Claudius op grond der belofte, dat hij elken soldaat een geschenk zou geven, door het leger tot Keizer uitgeroepen. Dit was het eerste voorbeeld van het koopen van den troon. De magtelooze Senaat moest toegeven, en Claudius verleende eene algemeene vergiffenis, behalve aan den moordenaar van Calígula.

Ware de verregaande schroomvalligheid van den nieuwen Keizer niet misbruikt geworden door vrouwen en lijfeigenen, dan zou hij vermoedelijk op eene zeer verdienstelijke wijze geregeerd hebben. Hij was bescheiden, genoot de gunst van het volk, en zorgde niet alleen voor „brood en spelen”, maar stelde ook belang in de wetgeving en regtspleging. Volgens Suétonius echter werden op zijn bevel de Israëlieten uit Rome verdreven. Hij bouwde eene waterleiding en verbeterde de haven van Ostia. Schoon van krijgskundige bekwaamheid verstoken, trok hij naar Brittannië (43 na Chr.), waar zijne veldheeren voorspoedig streden, vertoefde er 16 dagen en keerde toen naar Rome terug, om er een prachtigen triomf te vieren. Eene der gemalinnen, met welke hij zich achtereenvolgens verbonden had, was de beruchte Valeria Messalína (zie onder dezen naam), die hem tot vele gruwelen verleidde, vooral na de zamenzwering van Camillus Scriboniams, en de laatste zijne nicht Agrippina, die hem overhaalde, om zijn eigen zoon Britannicus te verstooten en haren zoon Cajus Claudius Nero als zoon aan te nemen en aan zijne dochter Octavia ten huwelijk te geven. Toen Agrippina bezorgdheid begon te koesteren, dat hare Keizerlijke echtgenoot op dat besluit zou terugkomen, bragt zij hem door vergif om het leven (54 na Chr.).

Cajus Claudius Nero, Romeinsch Keizer, zie Nero.

Claudius II of liever Marcus Aurelius Flavius Claudius Gothicus, Romeinsch Keizer (268—270 na Chr.). Hij was afkomstig uit Dardanië, een landschap van Moesië, en de telg van een onaanzienlijk geslacht, zoodat hij alleen door persoonlijke verdiensten zijne hooge waardigheid verwierf. Hjj bezat bij ongemeene ligchaamskracht veel moed en beradenheid, zoodat hij onder Decius en Valerianus met onderscheiding de krijgsmansloopbaan betrad. In weerwil van zijn ongenoegen met Galliénus ondersteunde hij dezen in den strijdt tegen Postumius (262 na Chr.). In 267 vocht hij met Macrianus tegen de Gothen, en in het volgende jaar bood hij Galliénus bijstand bij de belegering van Milaan, hoewel hij volgens sommigen medepligtig was aan den dood van dien Keizer. Volgens Eutropius werd hij door de soldaten tot Keizer uitgeroepen, en volgens Aurelius Victor overhandigde hem Galliénus zelf bij zijn sterven de teekenen der hoogste waardigheid. Later overwon hij de Alemannen , die tot aan het Garda-meer waren doorgedrongen, en begaf zich voorts naar Rome, waar hij zich beijverde, om de orde te herstellen en het regt te handhaven. In het volgende jaar vielen de Gothen in de Donaugewesten en in Griekenland. Claudius trok met zijne geheele legermagt tegen hen op en behaalde op hen bij Naïssus eene volkomene overwinning, waarna hij den bijnaam van Gothicus droeg. Volgens Aurelius Victor heeft Claudius, naar eene uitspraak der Sibillijnsche Boeken, in een veldslag zijn leven aan het vaderland ten offer gebragt, — volgens anderen streed hij ook het volgende jaar aanhoudend tegen de Gothen en bezweek eerst in 270 te Syrmium aan de pest.