Clairon (Claire Joséphe Hippolyte Legris de Latude), eene Fransche tooneelspeelster, werd geboren in 1723 niet ver van Condé in Vlaanderen. Zij was een kind van arme ouders, maar ging reeds vroeg naar Parijs, waar zij het besluit opvatte, om tooneelspeelster te worden, zoodat zij reeds op 13-jarigen leeftijd optrad in het Théâtre des Italiens. Daar zij hier geen bijval vond, ging zij naar Rouen en andere steden, waar zij ook als balletdanseres en zangeres aan de voorstellingen deel nam, totdat zij in 1743 gelegenheid had, om zich te verbinden aan de opera te Parijs. Kort daarna ontving zij eene aanstelling bij het Théâtre Français, en toen zij hier de eerste maal in de rol van Phèdre optrad, behaalde zij eene schitterende zegepraal.
De lof van Voltaire vermeerderde haren roem, en zij was reeds 22 jaar de lieveling geweest van het publiek, toen hare regtmatige weigering, om met een tooneelspeler van zeer betwist talent op te treden, oorzaak was, dat men haar met Lekain en anderen plotselijk in de gevangenis wierp (1765). Wèl verkreeg zij kort daarna hare vrijheid, maar zij zeide het tooneel vaarwel. Haar groot vermogen zag zij vervolgens door de ongelukkige speculaties van den abbé Terray aanmerkelijk verminderen, en op 50-jarigen leeftijd knoopte zij nog eene betrekking aan met den markgraaf von Anspach, die een dozijn jaren jonger was dan zij. Zij volgde hem naar zijn hof en keerde eerst in 1791 naar Parijs terug, alwaar zij den 18den Januarij 1803 nagenoeg in behoeftige omstandigheden overleed. Hare liefdesavonturen zijn in de „Histoire de Frétillon”, met vijandige oogmerken jegens haar geschreven, zeer overdreven voorgesteld. Zelve schreef zij „Mémoires d’Hippolyte Clairon et réflexions sur la déclamation théâtrale (1799, —nieuwe uitgave 1822)”, waarin voor jeugdige tooneelspelers zeer nuttige lessen zijn opgenomen.