Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Cichorium

betekenis & definitie

Cichorium is de naam van een plantengeslacht uit de familie der zaamgesteldbloemigen (Compositae) en uit de groep der Cichoriaceën; het onderscheidt zich door een 5-bladig buitenst en 8-bladig binnenst omwindsel, zamengedrukte, vierkante vruchtjes, met zaadpluis gekroond, en een naakten vruchtbodem. Daartoe behooren C. Endivia L. of gewone andijvie met lange, getande of gekroesde bladeren en blaauwe bloemhoofdjes, eene één- of tweejarige plant, die in Oost-Indië, Egypte, Griekenland en Klein-Azië te huis behoort en ook bij ons als eene geliefkoosde groente verbouwd wordt, — en C. Intybus L. of de cichorei-plant met een vertakten, hoekigen stengel ter hoogte van ruim 1 Ned. el, schaafsgewijs-uitgesnedengetande wortelbladeren en lancetvormige stengelbladeren, paarsgewijs geplaatste, kortgesteelde, blaauwe (zelden witte) bloemen en omgekeerd eivormige, hoekige, grijze, dwarsrimpelige vruchten. Zij behoort tot de overblijvende gewassen, en is ook in ons Land aan dijken en wegen op eenigzins hooge gronden te vinden, — voorts in geheel Europa.

Zij wordt ook wel in de moestuinen gekweekt, daar men de jonge blaadjes zeer goed als salade gebruiken kan. Door cultuur verliest ook de wortel zijne bitterheid, zoodat hij op de wijze van roode beetwortels kan worden toebereid en genuttigd.

De wortel is van buiten geelachtig-bruin, van binnen wit en zeer bitter van smaak, en in een gedroogden staat zonder geur, ligt, rimpelig en van binnen vuil-wit. Hjj heeft een sterk oplossend vermogen op de klier-organen van den buik en wordt bij eene gebrekkige spijsvertering, bij hypochondrie, hysterie, geelzucht — in Rusland ook tegen hondsdolheid —aanbevolen.

Ook het kruid en de zaden werden voorheen in de geneeskunde gebruikt. Vooral echter komt de wortel te pas tot vervaardiging van cichorei (zie onder dezen naam). Wij geven hierbij eene afbeelding van de plant (o) en van den wortel (5) op 1/3de der natuurlijke grootte, — voorts van een bloempje (c) en van eene vrucht met den stamper (d) op iets meer dan natuurlijke grootte, en van eene vrucht (e) op dubbele grootte.

< >