Cereriet is volgens Haidinger eene fijnkorrelige delfstof, dat in regelmatige 6-zijdige zuilen kristalliseert en tot de groep der waterhoudende kiezelzure verbindingen behoort. Hare hardheid is 5,5 (tusschen apatiet en veldspaat), haar soortelijk gewigt 4,9—5, hare kleur rood of bruin, en haar voorkomen van buiten mat en van binnen diamanttot vetglanzend en alleen aan de kanten doorschijnend en broos.
Voor de blaasbuis zij onsmeltbaar, en zij lost op, schoon niet gemakkelijk, in zwavelzuur en zoutzuur. Zij bestaat, volgens Kieralf en Hermann hoofdzakelijk uit kiezelaarde (21,3°/0) en ceriumoxydule (58,5%). Zij komt vooral in Zweden voor.