Onder dezen naam vermelden wij:
Titus Cornelius Celsus een tegenkeizer van Galiénus. Hij was tribuun in de provincie Afrika en liet zich overhalen, om de keizerlijke waardigheid te bekleeden, doch reeds na verloop van 7 dagen werd hij te Saccus vermoord en zijn lijk aan de honden voorgeworpen.
Aulus Cornelius Celsus, een zeer ontwikkeld Romeinsch geleerde. Hij schreef een werk over de geneeskunde, werd om die reden de Latijnsche Hippócrates genaamd en leefde ten tijde van Augustus. Volgens het getuigenis der Ouden had hij een uitgebreid werk opgesteld over welsprekendheid, geschiedenis, regtsgeleerdheid, wijsbegeerte, krijgskunst, landbouw en geneeskunde. Intusschen zijn alleen „De medicina libri VIII” tot ons gekomen. Zij bevatten veel belangrijks en zijn bij herhaling uitgegeven en vertaald. Het boek „De arte dicendi”, door sommigen aan hem toegeschreven, is afkomstig van Julius Severianus.
Celsus, een aanhanger der wijsbegeerte van Epicurus. Hij leefde in de 2de eeuw en schreef in zijn „Sermo verus” eene belangrijke polemiek tegen het Christendom, waarvan in het boek van Orígenes „Contra Celsum” belangrijke gedeelten zijn bewaard gebleven. Op eene guitige en scherpzinnige wijze beschuldigt hij daarin de Christenen van onwetenschappelijkheid, blind geloof, verdeeldheid, anthromorphistische zinnelijkheid en grove dweeperij.