Celastrineën is de naam eener plantenfamilie met de volgende kenmerken: De bladeren zijn verspreid, zelden tegenoverstaand, enkelvoudig en gaafrandig, zelden getand, de steunbladen klein en afvallend, de bloemen in okselstandige bundels vereenigd, zelden alleen staand, de kelk is 4- of 5-deelig en de bloemkroon bestaat uit 4 of 5 blaadjes, terwijl er evenzoo veel meeldraden aanwezig zijn. De stampers, 2-4 in aantal, zijn vrij of zamengegroeid, en de vrucht is eene 2-5-hokkige zaaddoos, zelden eene bes- of steenvrucht.
Het belangrijkste geslacht, Celastrus L. of Celaster genaamd, onderscheidt zich door een 5-lobbigen kelk, vlakke bloembladeren, een honigdragenden bloembodem en eene 3-hokkige zaaddoos met 1 of 2 zaden in elk hok. Het omvat klimmende heesters met afwisselende bladeren en kleine bloemtrossen. Sommige soorten zijn als geneesmiddelen, andere als sierplanten in gebruik.
C. bullatus L. heeft eironde, spitse, gaafrandige bladeren, tot aren vereenigde bloemen en scharlakenroode zaaddoozen, is afkomstig uit Virginia en komt op vorstvrije plaatsen goed door den winter, — C. edulis Vahl is een boom in Arabië, wiens bladeren een voorbehoedmiddel tegen de pest zouden opleveren,— en C. buxifolius L. heeft hoekige takken, altijd-groene, langwerpige, stompe, onbehaarde bladeren en talrijke in aren geplaatste bloemen. In Perzië vindt men ook eene soort, die de manna celastrina oplevert.