Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Candidaat

betekenis & definitie

Candidaat (Candidatus) was bij de Romeinen de naam van den zoodanige, die naar een staatsambt dong, bepaaldelijk naar dat van quaestor, aedilis, praetor of consul, omdat hij zich zonder onderkleed (tunica), zoowel om zijne nederigheid als om zijne ontvangene wonden te toonen, alleen met eene witte (candida) toga op het Forum vertoonen moest. Zulk dingen naar een ambt duurde doorgaans 2 jaar. Nadat de bekwaamheid van den candidaat in het eerste jaar door den Senaat en door de Volksvergaderingen onderzocht was en hij door openlijke redevoeringen daarvan blijken had gegeven, liet hij zich in het tweede jaar op de lijst der sollicitanten plaatsen.

Daarna begon hij rond te gaan (ambitio, zie onder dit woord) bij de kiesbevoegde burgers, om hunne stemmen te verwerven, doch hij mogt hiertoe geene onregtvaardige en onwettige middelen aanwenden. Wie de meerderheid der stemmen verkregen had, droeg den naam van designatus; hij bedankte doorgaans terstond de kiezers voor het in hem gestelde vertrouwen, doch aanvaardde eerst een jaar later zijn ambt. Alleen een buitengewoon verlof van den Senaat of van het volk verleende aan den Romeinschen burger de bevoegdheid, om bij afwezigheid naar een ambt te dingen. — In de eerste eeuw van het bestaan der Christelijke Kerk noemde men de pas-gedoopten candidaten, omdat zij nog 8 dagen na het ondergaan dier plegtigheid het witte doopgewaad droegen als zinnebeeld van reinheid. — In onzen tijd en in ons Vaderland geven wjj den naam van candidaat aan den bezitter van een bepaalden académischen graad, en in het bijzonder dien van candidaat tot de Heilige dienst aan hen, die na voleindigde studie in de godgeleerdheid en na het proponents-examen bevoegd zijn verklaard, om het predikants-beroep in eene gemeente te aanvaarden.

< >