Camisards was oorspronkelijk de naam der Hervormden in Languedoc, die na de opheffing van het Edict van Nantes de regten van hun kerkgenootschap met geweld van wapenen zochten te handhaven, en daarna werden alle Hervormden in Frankrijk alzoo genoemd. De naam is afkomstig van het Languedocsche camise (chemise), dat hemd beteekent, omdat de arme bewoners der Cevennes niet veel meer bezaten dan een hemd, of omdat de boeren, om zich onkenbaar te maken, een hemd over hunne kleederen trokken.
De Camisards zijn afstammelingen van de oude Waldenzen, of kwamen althans in hunne gevoelens meer met deze overeen dan met de Calvinisten, en vormden een behoeftig, maar vroom, dapper en hardnekkig bergvolk. Zij waren, in spijt van alle vervolgingen van Koningen en Pausen, getrouw gebleven aan het oude geloof, doch het was niet vreemd, dat bij het lang gemis van kerken, scholen en herderlijken leidslieden hunne godsdienst overging in dweeperij.
Nadat de Hervorming veld had gewonnen in Zwitserland, traden ook de Camisards weder te voorschijn. Hun aantal vermeerderde sterk — vooral toen het Edict van Nantes perken scheen te stellen aan de ellende der niet-R. Katholieken in het Zuiden van Frankrijk.
Maar dat Edict van Hendrik IV werd reeds door Lodewijk XIV opgeheven, en na den Vrede van Rijswijk nam de bekeering der Camisards een aanvang. Toen het zenden van monniken en het prediken van pastoors in geen enkel Protestantsch dal der Cevennes eenige vruchten droeg, waren de Koning en de geestelijken op een ander middel bedacht.
Men ondersteunde de monniken door dragonders, dreef de Camisards met slagen en stompen bij troepen in de R. Katholieke kerken, ontrukte de kinderen aan hunne ouders, om hun eene R. Katholieke opvoeding te bezorgen, zond de wederspannige mannen naar de galeijen, de vrouwen naar het tuchthuis en deed de Protestantsche leeraren ophangen bij hunne platgebrande kerken.
Wie zijn leven en zijn vermogen over de grenzen, in Zwitserland, Duitschland en de Nederlanden, in veiligheid kon brengen, mogt van geluk spreken. De aanzienlijksten namen derwaarts de wijk, en hunne nakomelingen vormen thans nog in die streken een degelijk element der burger-maatschappij.
Het meest waren de achterblijvenden te beklagen, die zich voegden naar de voorschriften des Konings. Zij lagen steeds onder het vermoeden van gehechtheid aan hun voorvaderlijk geloof, en waren blootgesteld aan de medoogenlooze afpersingen der belastinggaarders, zoodat zij tot oproer werden geprikkeld.
Zoozeer had de vervolging de gemoederen opgewonden, dat onder hen profeten en toovenaars opstonden, —, ja, dat zij goddelijke stemmen door de lucht hoorden weêrgalmen. De eerste woede des volks was gerigt tegen de ambtenaren der belasting; velen van hen werden vermoord en hunne woningen verwoest.
Die afzonderlijke wraakoefeningen veranderden in een openbaren en gemeenschappelijken oorlog door de wreedheid van den abt du Chaila, die de wijkplaatsen der Camisards deed opsporen, hen bij hunne godsdienstige zamenkomsten overrompelde, en een gedeelte van hen deed ophangen en een ander gedeelte in de gevangenis werpen.
Onder deze laatsten bevond zich ook de bruid van een zekeren Perrier, en deze, met eene kloeke bende het kasteel bestormende, gaf het sein tot den burgeroorlog. De abt en zijne handlangers werden gedood, en terstond flikkerde overal op de bergen de vlam van den opstand.
De schaar der strijders telde eerlang duizenden, en de dapperheid der mannen werd nog aangevuurd door hunne dweeperij.Tevens waren zij gewoon, strijd te voeren in het gebergte, zoodat Lodewijk XIV in de Camisards een gevaarlijken, ja, schijnbaar onoverwinnelijken vijand te bestrijden had.
Daarenboven vereischte de Spaansche Successie-oorlog al zijne krachten, en de vijanden van Frankrijk hielden den moed der opstandelingen wakker, die zoowel door Marlborough als door den hertog van Savoye werden ondersteund.
Reeds hadden zij meer dan eenmaal de overwinning behaald op de benden des Konings, toen deze in 1703 den maarschalk Montrevel met 20000 soldaten tegen hen deed oprukken.
Laatstgenoemde had pas de R. Katholieke godsdienst omhelsd en ijverde met schandelijke wreedheid tegen zijne voormalige geloofsgenooten. Hij deed bijv. bij Nîmes een molen in brand steken, waar eenige honderden grijsaards, vrouwen en kinderen eene wijkplaats hadden gezocht, en wie zich uit de vlammen poogden te redden, werden doodgeschoten of naar het vuur teruggedreven.
Tot op dien tijd toe waren reeds 40000 Camisards geradbraakt, verbrand of opgehangen. Daarentegen worgden de Camisards alleen in het bisdom Nîmes 84 priesters en vernielden er omstreeks 200 kerken door de vlammen. Aan hun hoofd bevond zich de moedige Jean Cavalier, een boerenzoon uit Ribaute bij Anduse.
Zijn beleid en zijne tegenwoordigheid van geest, zijne wijze van oorlogvoeren in het gebergte, de vorderingen, die de opstand maakte, en het plan van Cavalier, om zich in Dauphiné te vereenigen met den hertog van Savoye, — dat alles bragt de troepen des Konings in groot gevaar.
Reeds was het geheele land, van de kust tot op de toppen der bergen, in de magt der Camisards, en de inwoners van onderscheidene groote steden bezorgden hun ondersteuning, terwijl zij de klokken der torens tot geschut hadden omgesmolten. Vrees en schrik verspreidden zich over het geheele land, en daar de R. Katholieke landbouwers het niet waagden, den akker te bebouwen of levensmiddelen in de steden te brengen, begon de nood hoog te klimmen.
Zoo brak het voorjaar aan van 1704, toen de onbekwame Montrevel vervangen werd door den maarschalk Villars. Deze poogde den weg der zachtmoedigheid te bewandelen. Hij verkondigde eene algemeene schuldvergiffenis aan hen, die de wapens nederlegden, en stelde vele gevangenen in vrijheid, terwijl hij zich jegens wederspannigen uiterst gestreng betoonde. Wie met de wapens in de hand gegrepen werd, moest terstond de doodstraf ondergaan.
Om met zijn leger snel en krachtig te kunnen werken, had hij mobiele kolonnes gevormd, die van een bepaald punt in verschillende rigtingen werden uitgezonden.
Hierdoor vorderde hij zooveel, dat Jean Cavalier den 10den Mei 1704 te Nîmes een mondgesprek met hem hield.
Daarbij werd vastgesteld, dat de Hervormden volkomene gewetensvrijheid zouden genieten en de vergunning om godsdienstige vergaderingen te houden, doch zonder kerken en buiten de vestingen en ommuurde steden, — voorts dat alle, die wegens de godsdienst in de gevangenis waren geworpen, op vrije voeten zouden gesteld worden, dat de uitgewekenen ongehinderd konden terugkeeren en dat zij allen weder in het bezit zouden komen van hunne goederen, en dat eindelijk zij, wier woningen gedurende den oorlog vernield waren, gedurende 7 jaar vrij zouden wezen van alle belastingen, terwijl het aan Cavalier en zijne aanhangers veroorloofd zou wezen, het land te verlaten.
Het corps van dezen aanvoerder telde 1600 man, volgens andere slechts 800. Reeds den 22sten Mei verscheen de Koninklijke bekrachtiging dier overeenkomst en tevens voor Cavalier het verlof, om met de zijnen een regiment te vormen, opdat die dappere mannen behouden mogten blijven voor de dienst des Vaderlands.
Zulk een spoedig einde van den burger-oorlog strookte echter geenszins met de bedoelingen der vijanden van Lodewijk XIV. Immers terwijl Cavalier zich te Anglade, een vlek in de nabijheid van Nimes, bezig hield met de organisatie van zijn regiment, waren er Hollandsche zendelingen verschenen bij de Camisards en hadden den luitenant van Cavalier, alsmede de profeten, die een groot aanzien genoten, overreed om den oorlog voort te zetten, waartoe zij den bijstand beloofden van de Republiek der Vereenigde Nederlanden.
Hierdoor werden de haat en het wantrouwen tegen den Koning van Frankrijk verlevendigd. Slechts weinigen boden weêrstand aan dien oorlogskreet, en de woeste landbouwers snelden op nieuw in groote troepen naar hunne bergen en bosschen, bewerende, dat er van vrijheid en veiligheid geen sprake kon wezen, zoolang het Edict van Nantes opgeheven bleef.
Inmiddels kwamen er inderdaad wapens en geld uit Holland, maar de kracht der Camisards was door het terugtreden van Cavalier vernietigd. Villars behaalde door zijn stelsel van oorlogen, door zijne volharding en door zijne zachtmoedigheid, die hij jegens berouwhebbenden betoonde, de overwinning over een groot aantal Camisards; zij trokken onder aanvoering van Cavalier naar Catalonië, waar de meesten in den slag bij Almança (25 April 1707) om het leven kwamen, en Cavalier zelf overleed als generaal-majoor te Chelsea in 1740.
Evenwel was de laatste vonk van het oorlogsvuur nog niet uitgebluscht. Wèl waren vele Camisards gesneuveld of naar elders getrokken, maar telkens vertoonden zich nieuwe bevelhebbers aan het hoofd van nieuwe benden, om den strijd der wraak voort te zetten; bovenal onderscheidde zich een zekere Roland, die echter weldra bezweek. De overige aanvoerders verschaften daarna aan henzelven en aan hunne aanhangers veiligheid door „billets de sureté en blanche”, die zij van den maarschalk ontvingen.
Ook toen begaven velen zich naar Genève, de Nederlanden en Duitschland. Alvorens echter de menschlievende Villars de dweepzieke benden beteugeld had, die in de hoogste dalen der Cevennes ronddoolden, werd hij door den maarschalk Berwick, den overwinnaar van Almamja, vervangen.
Deze deed door zijne wreedheid de oorlogsvlam op nieuw opflikkeren.
Te Montpellier had hij vele aanzienlijke Camisards bij verrassing gevangen genomen, en de gruwelen van vroegeren tijd, het verbranden, radbraken, vierendeelen enz., begonnen op nieuw. Wederom stonden er profeten en wonderdoeners op; uit alle bergkloven snelde het radelooze volk naar het strijdperk, doch slechts alleen om aldaar nagenoeg geheel te worden vernietigd.