Onder dezen naam vermelden wij:
Daniël Jacobus Canter Camerlingh, doctor in de regten, geboren te Haarlem den 21sten September 1754. Hij werd lid van den raad in zijne geboortestad, ijverde voor de partij der Patriotten en stond in 1784 aan het hoofd van eene vrij-compagnie. In 1787 werd hij lid der Commissie van defensie van Holland en Utrecht en had in die betrekking deel aan het aanhouden der Prinses te Goejanverwelle-sluis.
In 1796 werd hij lid der municipaliteit, in 1796 schout te Haarlem, zag zich in 1804 gekozen tot directeur der Bataafsche Maatschappij van Wetenschappen, en werd in 1814 president van de regtbank van eersten aanleg te Haarlem, waar hij den 24sten October 1816 overleed.
Heimerick Camerlingh, een verdienstelijk Nederlandsch ingenieur. Hij werd geboren te Wanneperveen den 10den Augustus 1777, trad in 1797 in dienst als cadet der infanterie, en werd een jaar daarna benoemd tot extra-ordinair ingenieur.
n 1799 werd hij luitenant-ingenieur, in 1805 eerste-luitenant, in 1809 tweede kapitein der genie en in 1810 in dien rang ingelijfd in het Fransche leger. Na Nederlands herstelling bij ons leger geplaatst, zag hij zich in 1815 bevorderd tot majoor, in 1827 tot luitenant-kolonel, en in 1832 tot kolonel-directeur der vierde fortificatie-directie. In 1836 gepensioneerd, overleed hij in Januarij 1847.
Hij was een man van uitsekende gaven en bekleedde niet alleen de betrekking van aide de camp bij generaal Krajenhoff, maar ook die van secretaris van het comité central der artillerie en genie onder koning Lodewijk. Later werd hij belast met het verbeteren der vestingwerken te Luik en volvoerde die taak op eene loffelijke wijze. Hij was versierd met het ridderkruis der Militaire Willemsorde 3de klasse, — voorts was hij directeur van het Zeeuwsch Genootschap te Middelburg en lid van het Provinciaal Utrechtsch genootschap van kunsten en wetenschappen.
