Breugel of Breughel is de geslachtsnaam van eenige beroemde Nederlandsche schilders. Hiertoe behooren:
Pieter Breugel, geboren in het dorp Breugel, niet ver van Eindhoven, in het jaar 1530. Volgens sommigen was hij gesproten uit een adellijk geslacht, volgens anderen de zoon van een landbouwer, —’t welk beide tegelijk mogelijk kan wezen. Hij legde zich toe op schilderen onder de leiding van Pieter Coucke of Koeck te Aalst, werkte vervolgens bij diens broeder Jeronimus Koeck, en deed toen eene reis naar Frankrijk en Italië. Daar hij veelal bruiloften, kroegen, kermissen enz. schilderde, noemde men hem den “Boeren-Breugel”. Na zijn terugkeer vestigde hij zich te Antwerpen en werkte er veel voor Hans Frankert, een koopman, met wien hij gaarne allerlei boeren-gezelschappen bezocht, om die later op het doek te brengen. Hijzelf heeft reeds in 1853 eene reeks van Rijn-gezigten geëtst, en van een groot aantal zijner schilderijen bestaan koperen platen. Hij overleed waarschijnlijk omstreeks het jaar 1600.
Pieter Breugel de Jonge, een zoon van den voorgaande en wegens de door hem behandelde onderwerpen ook wel de “Helsche Breugel” genoemd. Hij werd geboren te Brussel in 1596 en koos veelal voorstellingen, waarin hij duivels en heksen kon te pas brengen. Zijn “Toren van Babel” in het Keizerlijk muséum te Weenen is wereldberoemd. Hij overleed in 1625.
Johan Breugel, een broeder van den voorgaande en wegens de zachtheid van zijn penseel de “Fluweelen Breugel” geheeten. Hij werd geboren te Brussel in 1568, oefende zich onder de leiding van Pieter Goekind te Antwerpen, legde zich aanvankelijk toe op het schilderen van bloemen en vruchten, deed eene reis naar Italië, en schilderde na zijn terugkeer vooral land- en watergezigten, benevens enkele historie-stukken. Vele kleine, keurig geschilderde stukjes van dezen meester zijn in de voornaamste kabinetten van Europa verspreid. Men vindt van hem in het Trippenhuis te Amsterdam “Een boomrijk landschap met Latona, de boeren in kikvorschen herscheppende”, “Een landschap met figuren en beesten”, “Een landschap met eenige vreemde reizigers” en “Een boschgezigtje”, en in het Koninklijk Kabinet te ’s Hage “De doop van den Moorman”, “De ontmoeting van David en Abigaël" en “Het Paradijs”, een uitstekend schilderij met figuren van Rubbens. Hij overleed in 1625.
Ambrosius Breugel, van wien het echter niet zeker is, of hij tot hetzelfde geslacht behoort. Hij was bloemenschilder en van 1653 tot 1670 directeur der schilder-academie te Antwerpen. Twee andere bloem-schilders, Abraham, bijgenaamd de “Napelsche” Breugel en Jan Baptist Breugel, ook “Meleager” geheeten, houdt men voor zijne zonen. Ook is er nog een Kasper, een Frans Heronimus en eene Anna Breugel bekend, die alle schilderstukken of etsen hebben geleverd.