Braak- of Sabbathsjaar was in Palaestina volgens de eeredienst van Mozes (3 Mozes 26) elk zevende jaar, terwijl na zeven zulke jaren het 50ste als een jubeljaar werd gevierd. Gedurende het braakjaar bleven de landen onbebouwd, en ieder verzamelde op elk land naar welbehagen datgene, wat de grond uit eigen beweging opleverde.
Ook de regtspleging nam tot zekere mate rust, want schuldenaars mogten in dat jaar niet worden vervolgd. Het was moeijeljjk zulk eene instelling te handhaven; toch werd zij na de Babylonische ballingschap vernieuwd.