Men geeft dien naam aan eene gesteldheid van den bouwgrond, waarin deze onbezaaid en onbepoot blijft, en alzoo rust erlangt voor eene nieuwe voortbrenging. Men onderscheidt de groene en de zwarte braak. Bij de eerste laat men den akker groen worden door allerlei opslag en onkruid, — en bij de tweede wordt hij gedurig omgeploegd en zwart gehouden.
Bij groene braak dienen gemelde gewassen ten laatste tot bemesting van den bodem, terwijl deze bij zwarte braak, door dampkringslucht en vochtigheid aan verwering ter prooi, een grooteren rijkdom ontvangt van opgeloste delfstofellijke bestanddeelen, welke tot de vruchtbaarheid medewerken. Het braak liggen is echter bij de toenemende ontwikkeling van den landbouw in onbruik geraakt of gedeeltelijk vervangen door den klaverbouw. De wetenschap leert het en de ondervinding staaft het, dat het braak liggen onnoodig is bij eene aanwending van gepaste meststoffen en bij eene behoorlijke vruchtwisseling. Op schrale gronden en bij gemis van de noodige mestspecie is het echter veelal onvermijdelijk.