Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Boterpeer

betekenis & definitie

Boterpeer is de naam eener afdeeling van zeer smakelijke peren, die eene langwerpig-ronde gedaante hebben en vrij groot zijn. Haar vleesch is zoo zacht en sappig, dat het op de tong smelt, en het is te­vens geurig en fijn van smaak, zoodat zij uitnemend geschikt zijn voor tafelperen.

De boomen blijven klein en zijn gevoelig voor felle koude. Om goede vruchten te geven, eischen zij een vetten, droogen grond en veel zonneschijn. De beste soorten zijn: de Engelsche boterpeer, middelmatig van grootte, langwerpig eivormig van gedaante en met roode vlekjes op de naar de zon gekeerde zijde, — de gele zomerboterpeer, die op de bergamot gelijkt en met eene licht-groene, en bij volkomene rijpheid met eene licht-gele schil is voorzien, — de zomer dechantspeer (beurré blanc d'été), die dik van buik en met eene ruwe, veelal bruin gestippelde schil bedekt is, de witte herfstboterpeer (beurré blanc Doyenne) met eene licht-citroengele, grijs gestippelde schil, — de grijze boterpeer

(beurré gris), eene der beste soorten, enz. Voorts heeft men nog een aantal nieuwe verscheidenheden, te veel om te noemen.

< >